Papagaaitje

       PAPEGAAITJE, LEEF JE NOG?

 

Het was inmiddels eind augustus het had veel geregend en het leek of de vrolijkheid van de zomer ook verdwenen was.Kabouter Sjefke had weer een aanval van papegaaien hoest en had bijna het hele dorp aangestoken. Het leek waarachtig wel een epidemie, overal kwam je  hoestende en proestende kabouters tegen die met rode zakdoeken de boel onder controle probeerden te houden. De drie papegaaien waren er het ergst aan toe ze zaten met traan oogjes en snotterende snavels in hun hok want op de standaards lukte het niet meer.

Kabouter Baardje was op zijn laptop naarstig op zoek geweest om een oplossing voor dit probleem te vinden maar kwam niet verder dan een hoestdrankje. Ook Butler Joost wist er geen raad mee, zelfs met zijn toversteen lukte het niet.
 
Op de rug van zijn hond Kees was Baardje naar pension Freddy gereden waar kabouter Weet Veel en Klaasje Vaak woonde.

Gelukkig waren ze thuis, Klaasje vertelde dat het veel te nat was om in de tuinen te werken en hij al een hele week in de middag naar de winkel van Aagje Knol ging om haar te helpen met kruiden mengsels en hoestdrankjes te maken.

Het is heel druk bij haar want niet alleen kaboutertjes zijn ziek, er zijn ook veel zieke dieren. ‘Wat is jullie oplossing tegen de papegaaien hoest?’ ‘Nou een drankje van kamille, kruizemunt en tijm twee maal daags en een stoombadje kamille’ zei Klaasje. De merels, duiven en spreeuwen in het park zijn ook allemaal ziek ze hebben buikpijn en diaree gekregen door het eten van onrijpe vlier en lijsterbessen. Bijna al die vogels komen ook naar de dirotheek van Aagje Knol. Ze moeten een dag vasten en  krijgen 100 gram rijpe bessen mee die ze snaveltjes maat op mogen eten.
 
Kabouter Klaasje keek met een blij gezichtje naar de serredeur waar zijn vriendje, eekhoorntje Pluimpje met twee jute zakjes zat te wachten. Zo snel als hij kon ging hij er opgaf en opende de deur. ‘Hé Pluim wat heb je daar bij je?’
‘Een winter voorraadje beukennootjes en eikeltjes, morgen haal ik nog wat kastanjes die ik begraven heb bij de boom van de Wijze uil.’ ‘Wat een ijverige eekhoorn ben je toch en eentje die voor zijn eigen eten zorgt bravo’ zei kabouter Weet Veel.
Freddy kwam met een keteltje warme chocolade melk gevolgd door Donsje met een dienblad bekertjes. Ze genoten van hun drankjes en Baardje keek tevreden het kringetje rond en zei:
‘het komt goed, ieder wordt weer gezond, sterk en vrolijk!’
 
Op dat moment klonk er prachtige muziek voor de deur van het pension, allemaal gingen ze naar buiten om te kijken wat er aan de hand was.

Stomverbaasd en verrast keken ze elkaar aan. Er stond een platte wagen met twee paardjes er voor en Jürgen Klein als koetsier op de bok. Hij ging staan en sprak het gezelschap toe.

‘Met deze wagen gaan we in Hoofddorp reclame maken voor ons circus want door het slechte weer komen er niet genoeg mensen uit andere plaatsen.’

 

Op de wagen zaten de drie gitaristen broertjes "de Gypsy’s” met versterking door kabouter Pluk op basgitaar en Oortje

als drummer. Ze speelden enkele nummers met zo’n homogene klank die ieder die buiten stond de oren deed spitsen. Kabouter Baardje klapte verrukt in zijn handen en riep: ‘Jongens wereld- klasse, nu hebben we onze eigen kabouter Jazz.