Belevenissen


BELEVENISSEN

.
 

 

 


 
Trots als een pauw op zoon en schoondochter kwam Reyer
Oud de vader van Jan, de winkel bekijken. Hij was ooit huisschilder
geweest, maar de langste tijd van zijn leven bekend
als brugwachter van Monnickendam. Hij vond de winkel heel
knus met die ouderwetse inrichting en was verbaasd zoveel
klanten er binnen kwamen. Het was in de tijd van de 'gas en
licht penningen', dus veel geschreeuw en weinig wol weet je
wel? Ik gaf hem in het dagverblijf een kop koffie, hij keek
onderzoekend rond en zei 'wat een bende, dit moet nodig
opgeknapt en dat ga ik voor jullie doen.' De volgende dag
ging de telefoon, het was Jan's broer Dick, hij had een heel
verhaal over pa, die de boel bij ons op wilde knappen en daar
de zaterdag en zondag voor nodig had. Nu wil hij dat jullie dit
weekeinde bij ons in Zutfhen komen logeren omdat hij niet
tegen pottenkijkers kan. Natuurlijk zijn jullie altijd welkom en
dat is wederzijds heb ik begrepen. 'Even aan Nel vragen......'
'ben ik weer, ja ze vindt het heel leuk.' 'Oké, dat is dan afgesproken,'
We komen met de trein en dan zien jullie ons Zaterdagavond
wel, tot dan!

Alles verliep volgens plan en toen we
voldaan weer thuiskwamen was alles gewit, geverfd en
behangen. Wat waren we blij. Jan zeĆ­: 'nu moet er ook nieuwe
vloerbedekking komen.' Mijn vader stuurde Gerlof Visser een
Landsmeerse vloerbedekker en die man heeft er een sterk
Jabotapijt in gelegd. Bij meubelhandel Goos hebben we twee
makkelijke stoelen, een eethoek en een opklapbed aangeschaft.
Vader Dil timmerde een klerenkast en een afscheidingswand
tussen winkel en privé, toen konden we er tegen. Het was best
zwaar in 't begin, al die merken en nieuwe namen, het
duizelde me en wat ook heel vervelend was ik werd steeds
misselijk.......

Elke ochtend zeven uur gingen we open, dan
kwamen de eerste pruim klanten, dat waren meestal mensen
die in de havens werkten en omdat er daar niet gerookt mocht
worden namen zij een pruimpie. Het liep verder de hele dag
door met die pruimtabak, ook kwamen er klanten voor snoep,
sigaren, sigaretten, shag, lucifers, aanstekers, pijptabak en soms
kochten ze een pijp. Jan kwam om vijf uur uit de werkplaats,
nam het dan van mij over, zodat ik wat boodschappen kon
doen om het avond eten te kunnen koken en verzorgen. Twee
avonden per week moest Jan naar een avondcursus voor zijn
tabaks en middenstand diploma. Dan was ik tot negen uur
helemaal alleen in de winkel en dat was best eng met soms van
die vreemde duistere figuren met een slok op. Er werd veel
gedronken in die tijd en dat gebeurde niet in huiselijke kring!
Nee, de kroegen zaten overal vol. Op één van die avonden werd
er na negen uur op de gesloten deur gebonkt. Een grote zware
vrouw met een enorme boezem schreeuwde 'hij laat me er wel
in!!' Ik was doodsbang, Tante Stien van cafe 'Passage' bij ons
aan de overkant riep 'Jet, laat die mensen met rust en nou
opsodemieteren!!' Gelukkig strompelde ze stom dronken
verderop.

Op de cursus had Jan een vriendschap aangeknoopt
met Tom Lambrechts die een ijzerwarenhandel had in de
Maasstraat. Samen studeren was veel prettiger en Tom had veel
meer ruimte. Dus was ik drie avonden alleen. Op één van die
avonden kwam een vies oud kereltje binnen. Het was een mager
sloebertje met een geruit petje en een versleten grrjs colbertje.
Hij keek me met zijn prikoogies aan,kocht een zakje
pruimtabak en vroeg of hij voor vijf gulden kijken mocht of ik
een meisie was.
Ik had geleerd ten alle tijden beleefd tegen de
klanten te blijven, hen aan te kijken en dan alert te reageren. Ik
pakte de sleutel van de winkel deur, kwam achter de toonbank
vandaan, deed de deur voor hem open, keek hem medelijdend
aan en zei: 'sorry maar U bent zestig jaar te laat!'
Trillend en rillend heb ik snel de boel afgesloten. Natuurlijk moest ik het
opbiechten aan Jan en besloot ook te vertellen dat ik me om
had laten praten door een keurig geklede gladjanus die met mij
een ruiltje had gedaan, twee paar onverslijtbare nooit
ladderende kousen tegen drie doosjes met tien Velasques
sigaren. Gevolg een boze man en een vrouw met schuldgevoelens,
die zich ondanks alles steeds gelukkiger voelde om
dat ze zwanger bleek te zijn. Na een tijdje werd mijn buikje een
buik, ik kon geen stofjas meer aan en droeg een duster, die
niets onthulde. Een ouwe man, ene Tokkie zoals de mensen
hem noemden stond langdradig in zijn portemonnee te zoeken,
kocht twee sigaren en een zakje pruimtabak, keek mij onderzoekend
aan en zei: 'ik zie dat uwes bevrucht zijtl' Tokkie had
het goed gezien, nog die zelfde nacht ben ik om half vijf per
taxi naar het W.G. gebracht.
Het was 12 september 1958, half acht toen onze eerste zoon werd geboren. Wij noemden hem Reinier.
Na tien dagen liefdevolle verzorging op de kraam
afdeling mocht ik weer naar huis. In het dagverblijf, onze
tijdelijke woning, werd het al voller. Er was een ledikantje met
een lief klein ventje bijgekomen, een vader en moeder die ons
met alles wat ze konden bijstand verleenden en dat alles in die
kleine ruimte.

Het werd me een beetje te veel, ik kreeg enorme
huilbuien, helemaal toen ik ook nog hoorde, dat Coba de 21
jarige dochter van buurwouw tante Coos overleden was. In
onderling overleg werd besloten dat ik voor een tijdje naar het
huis van mijn ouders in Landsmeer zou gaan. Veertien dagen
heb ik met Reiniertje getutteld en voor mijn vader gekookt en
het huis schoon gehouden. Vroeg in de morgen vertrok vader
met zijn bakfiets vol hout naar den Ilp waar hij als timmerman-
aannemer een nieuw huis, voor ome Cor Langenberg aan't
bouwen was. Bij thuiskomst in de namiddag verzorgde hij zijn
schapen en dan riep ik hem om te komen eten.
In Amsterdam werd ik vervangen door mijn moeder die mee
hielp in de winkel en voor de warme maaltijd zorgde. Ja, dat
waren nog eens tijden met zo veel werk en zo weinig vrije tijd.

En nog steeds, ook in deze tijd, draait alles om de poen. Van
buurvrouw Trien had ik een hyacint gekregen en daar droomde
ik die nacht van. Wat levensecht kan zo'n droom zijn, net als
op het grammofoon plaatje wat we hadden hoorde ik duidelijk
de stem van Dorus, hij zong: 'n 'gele krokus' en 'n 'witte
hyacint' stonden te vrijen op een plekkie uit de wind. Ze waren
gelukkig en zo blij als een kind. 'Hij zoende die krokus en zij
de hyacint.' Toen ik de volgende morgen wakker werd wist ik
het zeker, ik zoen eerst mijn kind, dan de hyacint, pak mijn
spullen bij elkaar en ga weer terug naar Mokum!