Fritschy beeldend kunstenaar

 

BEELDEND KUNSTENAAR                         

                   FRED FRITSCHY.

 
 

In de zomer van 1997 hoorde wij een hevige knal tegen de voorgevel van het pand waarin onze koffie en theehandel zich bevond. Geschrokken liepen we naar buiten om te zien wat er gebeurd was. Een paar winkels verder stond een grote vrachtwagen op het trottoir met draaiende motor en er achter lagen de restanten van een aantal geramde uithangborden.

Een lange jongeman stapte uit en zei op z’n Amsterdams ‘ik kon dat klote ding niet meer stoppen.’ ‘Dat hebben we gemerkt zei ik treurig’ en raapte ondertussen een paar stukken van ons mooie uithangteken ’t Zonnetje op. Er stopte een politieauto en een paar agenten ondervroegen de brokken makende chauffeur. Inmiddels stond een groepje mensen voor de deur onder wie een artistiek ogende man die ik vaker op de fiets had zien langskomen. Hij keek mij aan en zei: ‘ik kan je helpen met je Zonnetje, als je dat wilt.’  ‘ Ja graag, maar kunt u dat wel?’ ‘ Ja, ik ben een alleskunner en doorzetter zeggen mijn vrienden.’ ‘Zorg jij dat het ding vanmiddag klaarligt, dan pik het na mijn werk op en zorg dat het binnen een week klaar is.’ ‘Maar ik ken u niet en weet niet eens waar u woont.’ Hij gaf mij een handdruk en zei: ‘ mijn naam is Fred Fritschy , ik woon in een voormalig klaslokaal van een school in de tweede Nassaustraat waar ik ook mijn atelier heb.’ ‘Ik teken, schilder, doe aan grafiek en aquarel.’ Werkt u nu hier in de buurt?’ ‘ Ja, ik heb een tijdelijke opdracht hier in de haven.’ Ik help met het maken van de zeilklipper de Stad Amsterdam, daar werk ik mee

aan het vervaardigen en in bladgoud zetten van de hekspiegel.’

 
 

Mijn klusjesman Henkie heeft het gehavende ‘Zonnetje’ van de gevel gehaald en in een jute koffiezak voor vervoer klaargelegd. Volgens afspraak werd het die middag afgehaald. Ik vroeg ‘Fred wat gaat mij dat kosten?’ Hij dacht even na en zei: ‘ik kom elke dag gedurende de tijd van deze noeste handarbeid een kopje koffie bij je drinken als je het goed vind, alleen ’t bladgoud moet je betalen.’  ‘Ja, hartstikke goed en alvast bedankt’, was mijn reactie.

Meerdere malen heb ik nadien Fred op ons gastenbankje een kopje koffie aangereikt en leerde hem  kennen als een integere lieve man, een ras verteller vol levenslust. Zo vertelde hij dat hij het op de lagere school het heel moeilijk vond. ‘Ik was een trage leerling met groeiproblemen en stotterde ook nog. Daarna ging ik naar de Ambachtsschool en ben tenslotte huisschilder geworden. Maar ik wilde meer, iets wat met kunst te maken had, zoalsb.v. decorschilder. In mijn vrije tijd maakte ik veel tekeningen in de buurt waar ik woonde maar ook in de natuur. Op de Ambachtsschool was de heer Brinkgreve mijn tekenleraar en die zei ‘Fred jij hebt talent daar moet je iets mee doen’. Ik ben met een map vol tekeningen naar de avondopleiding van de kunstnijverheidsschool gegaan, die heet tegenwoordig de Rietveld Academie. De tekeningen werden bekeken en ik kwam direct in de tweede klas te zitten.

 
 
 

               

 

Heerlijk vond ik het daar. Ik heb daar les gehad van drie leraren. De heer Dick ten Hoedt die gaf modelles, de heer Henk Broer voor pentekenen en meneer David Schmidt voor de ets, de aquatint en droge naald. Toen kwam het eindexamen en uiteindelijk moest ik naar voren komen en kreeg te horen dat ik cum laude was geslaagd.

‘Daar was je trots op he?’ ‘Als een jonge hond’ zei Fred met een glimlach. Trouwens ik heb dit alles al eens aan Marines Schoevers verteld hij heeft een stukje over mij geschreven ter gelegenheid van de officiële opening van het Herder-Museum waarvan Dirk de Herder de initiatiefnemer was.

‘Wat vind jij het leukste of mooiste om te doen als kunstenaar?’ ‘Nou alles wel, maar pentekenen van een landschap, stadsgezichten en naakten, doe ik heel graag.’

 

 
 
 

                  

 
 

Hij frommelde een kaartje uit zijn binnenzak met daarop een naakte dame wat hij een draaiwijfie noemde en inderdaad als je dat kaartje draaide zag je billen, dijen en borsten van een wat ik noemde een wentel teefje.

 

We zaten nog wat na kletsen over onze geboorteplaats en leeftijd. Hij in Amsterdam in 1932 en ik in Hilversum in 1935, leeftijdgenoten dus en we hadden meerdere overeenkomsten met elkaar. Fred had sinds 1970 het grootste atelier ter wereld en ik ben in het begin jaren zeventig in het monumentale pand uit 1612 komen te wonen. Als je vanaf de overkant naar boven kijkt zie je de halsgevel met in het fronton een VOC schip, een prachtig gebeeldhouwde driemaster, net zo’n schip waar je nu in de haven aan meewerkt.’

 
 

 

 

‘En ook aan jouw mooie Zonnetje wat ik morgen kom afleveren’ zei Fred. Zo is het ook gegaan en het fraai vergulde Zonnetje hangt sindsdien weer stralend aan de gevel.       

Eren wie eren toekomt !

                  Bedankt meneer Fritschy.