We gaan er voor!!

                      We gaan ervoor!

 

Mijn werkzame leven heb ik grotendeels in een winkelstraat in Amsterdam doorgebracht.

Iedereen kende elkaar, de winkels kon je makkelijk onthouden door hun uithangteken, de artikelen die er verkocht werden of de eigenaardigheden alsmede vreemde gewoontes of uiterlijke kenmerken die de dames en heren winkeliers bezaten. Dus er ontstonden al snel bijnamen in dit hele gebeuren.  Ik denk dan aan ‘kadetje van Jetje’, ‘pistolen Paultje’, ‘Kromme Bertus’, ‘de lulletjes’, snoepgoed haalde je bij ‘pukkeltje’, een oude dame met een wrat op haar neus, voor tapijtmoest je bij ‘Fransie vloer’ zijn. Een café van een mannenpaar werd ‘de jongens’ genoemd en een korset, BH of bikini  kocht je bij ‘B- haatje’. Bij de drogist stond een vrouw die het ‘snelkletsertje’ werd genoemd.

De kantoorboekhandel was van ‘Jantje Alles’ en ‘Ome Jan’ had een sigarenzaak en mijn naam was  ‘Willem koffiebrander’, de dameskapsalon was van ‘knotje’, bij de verlichting zaak werd je geholpen door lampie  en de vis kwam van ‘de Volendammers’. Zo kan ik nog een tijdje doorgaan, ik merkte dat in een dorp als Landsmeer, zowaar ook veel mensen met oude beroepen een bijnaam hebben en de oud-dorpelingen alles van elkaar weten en er nog  steeds over praten.

Landsmeer is vooral bekend geworden door zijn eierhandel en dus werd het fokken van kippen en   eenden een lucratieve bezigheid. De handel en export van eieren en geslacht gevogelte hebben voor heel wat inwoners voor een goed bestaan gezorgd.

 

 

Maar er was ook veel armoe in die vroegere jaren.

Er waren keutel en hobby boertjes die wat rundvee, schapen en pluimvee hadden maar de opbrengst was te gering om er van te kunnen leven. Ze verhuurde zich als dagloner bij een grote boer en hielpen met ploegen, zaaien, baggeren, maaien, melken , kaasmaken of turf steken. Ook kwam er werk op de fokkerijen en slachterijen  waar vrouwen een baantje konden vinden, zoals het verzamelen van eieren en na de slacht het ‘pluisteren’ (plukken) van dons en veren. Verder waren er boertjes die gingen stropen, jagen of vissen en dat gebeurde meestal ’s-nachts op plaatsen waar het niet mocht. Er woonden veel Landsmeerders en Ilpers met dezelfde achternaam, om die mensen te onthouden kregen ze al snel een bijnaam. Zo kwam er een man met teer aan de deur en dat was al gauw ‘Heintje teer’ en een voddenman was ‘Rooie Bertus’, ook was er een krom vrouwtje ‘Marie Jonkhart’ die aan het stuur van haar fiets een grote mand met kruidenierswaren  had hangen, ze lispelde en dat ging altijd met consumptie  gepaard en als je wat bij haar kocht  hoorde je ‘Anders nog iets?’En dan kon je maar beter je zakdoek bij de hand hebben.  We hoorden ook namen als ‘Paul Bok’, ‘Aart Big’, ‘Poetserige Jacob’, ‘Dirk van Boekie’, ‘Arie Puf’, ‘klompen klaas’, ‘Piet van de Bolle’ en ‘juffrouw Tok – Tok’.

Op een dag zei m’n vriendin Neeltje ‘Wim we pakken de fiets en gaan even op bezoek bij mijn nicht Maartje en buurvrouw Trien die zitten nu allebei in bejaardenhuis de Keern.’

 

‘Daarna maken we nog een fietstochtje over het Zuideinde en gaan via de Scheepbouwerweg weer op huis aan. ’ Op die hoek aangekomen zei ik ‘Kijk een kruidenierswinkel.’ 

‘Ja, dat is van DOBBER, met die kinderen heb ik nog op school gezeten.’ ‘Wat leuk, gaan we even binnen kijken?’ ‘Dat is goed dan kopen we een fles Spa bronwater en wat lekkers voor Okkie.’

We stapten naar binnen en na even wachten kwam er een kleine mollige vrouw uit een achtervertrek en nam haar plaats achter de toonbank. ‘Goedemiddag kan ik u helpen?’ ‘Ja, zei Neeltje een grote fles Spa blauw en heeft u ook blikjes voor de kat?’ ‘Ja hoor we hebben verschillende soorten en smaken.’ Ze haalde wat tevoorschijn en er werden drie blikjes gekocht. Er werd nog wat rond gekeken, ‘O, ik zie ook kattenbakkorrels maar die zakken zijn mij te groot en te zwaar op de fiets.’ Bezorgen jullie nog aan huis Geertje?’  ‘Hoe weet je dat ik Geertje heet?’ ‘Ik ben Nelie Dil, ik heb samen met je zus Adri op de Wagenmakerschool gezeten, ook weet ik nog dat je een broer Jan en een broer Cor had.’ ‘Ik zie nog je vader op een brommertje rondrijden en later een broer  die aan ’t venten was ‘.

Je kon duidelijk zien dat Geertje verrast was, ze haalde diep adem en zei: ‘Cor doet nu de bestellingen met zijn "Opel Combi” en als je belt, bezorgt hij het graag.’

‘Dat is fijn, je hoort nog van ons.’ ‘Dag en tot ziens.’ De volgende zaterdag werd een bestelling geplaatst en broer Cor kwam hem brengen, zo heb ik deze gezellige en bijzondere man leren kennen.

Hij praat graag en veel over zijn voetbalclub IVV waar hij al 50jaar als vrijwilliger de kantine beheert en inmiddels heeft hij daar duizenden van zijn beroemde bitter- en gehaktballen aan de voetballers en supporters verkocht. Naast de kantine heeft hij ook 30 jaar als consul de velden gekeurd. Cor is in de loop der tijd hiervoor geridderd in de ‘orde van Oranje Nassau’ en in november 2012 kreeg hij van de KNVB de ‘Zilveren Speld’ voor zijn jarenlange inzet.

Als geintje hadden Neeltje en ik een mooie sierspeld op een fluwelenkussentje geprikt en verpakt in een doosje met het opschrift ‘waarderingsspeld van ons’.

Lachend nam Cor de speld aan en zei: ‘die krijgt een mooi plaatsje bij mij thuis in de vitrine’.

Toen vroeg hij ‘wat is jouw club eigenlijk?’

AJAX – PSV of  FEYENOORD?

BAYERN – MÜNCHEN zei ik lachend. 

En zoals gewoonlijk nam hij afscheid met een schouderklopje en de woorden: ‘Nou, we gaan er voor!’

 

            HIER IS HIJ DAN DE BEKENDE

           LANDSMEERDER  COR DOBBER