Toffe gooser

TOFFE GOOSER

 

Al jaren woon ik in Amsterdam Oud-Zuid en het bevalt me uitstekend, ik voel me echt thuis

In deze omgeving. De winkels en de markt zijn op loopafstand, zelfs bij mijn kapper ben ik in vijf minuten. De kapper is een echte Italiaan die zich in de zestiger jaren in Nederland gevestigd had. Hij is een uiterst bekwame, humor volle, charmante man  met een uitgebreide klantenkring, waaronder vele prominenten en BN ers. Zijn zaak is op de Ceintuurbaan 438, dat is in ’t rijtje winkels tussen Amsteldijk en van Woustraat. Ik maakte op die morgen een afspraak per telefoon. Na even wachten hoor je: ‘goede morgen. Kapsalon Salvatore Zeno met wie spreek ik?’ ‘Met Wim.,,,,,’Dag mijnheer Wim,

Even kijken.....ja, om elf uur heb ik een plaatsje voor je, is dat goed?’ ‘Dat is een mooie tijd, tot straks!’ Vijf voor elf stapte ik de zaak binnen, Salvatore hielp mij uit mijn jas en vroeg of ik plaats wilde nemen in een stoel met wastafel er achter. Mijn haar werd gewassen, gedroogd, geknipt en geföhnd.

Baardje en snor werden ook in model gebracht en zo kon ik er weer tegen.

 

 

 

Na de behandeling van de hairdesigner voelt het of er een ander mens die zaak verlaat. Dat deed ik dan ook en liep lekker in het zonnetje

richting huis .Op het Servaes Noutsplein was nog een zonaanbidder die heerlijk op één van de bankjes zat. Hij zag mij aankomen en riep enthousiast: ‘ hé koffiebaas, kom er gezellig bij zitten!’ ‘Dat is goed mijnheer Groen.’ Onder tussen  zat hij driftig in een plastic tasje te zoeken en mompelde ‘achenebbisj’,’ ik weet zeker dat ik het bij me heb.’ ‘Wat zoek je dan?’

‘Een briefje waar ik nog wat van die typische uitgestorven beroepen van vroeger heb opgeschreven om er vanmiddag met ons "ouwe jongens” praatclubje over te kunnen vertellen. ’Op een bankje even verder naast ons zat een oudere heer met grote baard, hij droeg een witte pij.’Ik vroeg aan Brammetje,

‘is dat een Rabbijn?’ ‘Nee deze zit bij een andere club en moet naar de Moskee hier aan de overkant.’ ‘Nu we nog alleen zijn, wil ik je een paar privé vragen stellen, als je het goed vindt.’ ‘Ja hoor, kom maar op.’ ‘Hoe is het met je vader, leeft hij nog?’ ‘Ja, hij is na de oorlog

uit Duitsland teruggekomen , heeft nog een half jaar bij ons gewoond, maar was zo veranderd dat hij nauwelijks te handhaven was,’ Vroeger  was het echt een "Toffe Gooser” volgens mijn moeder.’

Het huwelijk van mijn ouders is daardoor naar de "ratsmodee” gegaan.’ ‘Daarna is hij gaan studeren en heeft er heel lang overgedaan hebben ze mij verteld.’ ‘Wat is hij uiteindelijk geworden?’ Brammetje trok een denk rimpel

en zei: ‘een ouwe Jood denk ik.’ ‘En jij, ben je getrouwd geweest?’ ‘Nee dat is er nooit van gekomen, ik had Rachel een knap meisje en lieve vriendin, we woonden in een kelder van een afgekeurde woning.’ ‘Het was er koud en vochtig en toch waren we gelukkig.’ ‘Met mijn liedjes, verhalen en moppen wist ik geen droog brood te verdienen, dat is veel later gekomen.’ ‘Voor Rachel duurde het te lang maar ik had geen poen om een echte woning te huren.’ ‘Ik droomde van een eigen woning

met een emaillen bordje met de naam BART GROEN  maar het bleef bij het onbewoonbare bordje.’ In die tijd zong ik een liedje over de kelder in die woning maar dat werd haar te veel.’ ‘Ze ging pleitte met een veel oudere schatrijke man.’ ‘Ik bleef daar nog een tijdje wonen, schreef mijn herinneringen, verhalen en ook het liedje: ;WE LEEFDE IN EEN KELDER, VIER METER ONDER DE AARD, OP HET NAAMBORD STOND GESCHREVEN ONBEWOONBAAR VERKLAART, DAAR LEEFDEN WE HEEL GELUKKIG TUSSEN RAT SLAK EN MUIS,

IK ZAL HET NOOIT VERGETEN DIE ROTZOOI  BIJ ME THUIS,!’

‘Daarna kreeg ik een woninkie in de Nieuwe Hoogstraat dat was van een meisie van plezier’ ‘Ze hield van me zei ze, ik hoefde geen huur te betalen en mijn pleziertjes waren ook gratis.’ Ik vroeg vaak aan haar, waarom krijg ik alles gratis?’ ‘Brammetje bij jou voel ik me veilig, je brengt me geluk en ik ben stapel "MESJOCHE” op je.’ Ik wil alles met je delen,

want jij bent mijn " MAZZEL PIKKIE”.’

‘Zo is het meer dan vijf en twintig jaar gebleven, toen werd ze ziek en ging  "KASSIEWIJLEN”.’ We bleven nog even stil naast elkaar zitten en ik zag mijn kleine vriend een traantje weg vegen. ‘Ja. Jongen zo is het leven’ kon ik nog uitbrengen . Achter ons reed tram lijn 3  nogal snel  langs. Brammetje keek de tram na en zei: ‘Wist je dat die dingen nooit

op tijd rijden?’ ‘Is dat zo?’  Nee, want ze rijden allemaal op rails.’ ‘Wij moeten wel op de tijd letten, tot vanmiddag mijnheer Willem.’ ‘
Dag Bram tot straks  in de  senioren herberg.