Wat een geluk!

 
Wat was de eerste nacht voor Rompie vreselijk moeilijk geweest. Hij had altijd In een kribje met stro geslapen maar dat was er op de kamer van Klaasje natuurlijk niet. Dus het bankje was de enige mogelijkheid. Hij sprong op het bankje en probeerde lekker te gaan liggen, eerst links toen rechts en tenslotte op zijn rug. ‘Lig je lekker?’ vroeg Klaasje, ‘Gaat wel’, jokte ’t aapje.
 
Even later hoorde hij een geluidje en zag tot zijn verbazing een klein oud kaboutertje naast het bedje van Klaasje staan. Met een lantaarntje bescheen hij zijn gezichtje. ‘Zo mijn zoon’ zei Klaas Vaak ‘ik kom je weer bezoeken en vertellen dat ik niet meer boos op je ben.’ Kabouter Baardje en Suizebol zijn erg tevreden over je werk en je liefde voor de dieren.’ ‘Ik vergeef je dat je niet bij mij wilt werken.’ ‘Dank u pa’ mompelde Klaasje. ‘Zo en nu ga ik zorgen dat jij en je vriendje lekker kunnen slapen. Hij nam wat korreltjes slaapzand uit zijn tasje en strooide dat in hun oogjes. Weldra lagen beiden in een diepe slaap.
 
Rompie droomde over al die vreemde dingen die in kaboutertjes land kunnen gebeuren. De volgende morgen werden ze om half zeven wakker en maakten zich klaar om te gaan ontbijten. Via de achterdeur kwam kabouter Spitsneus binnen en die zei: ‘Klaasje ik hoorde dat er weer een nieuw vriendje bijgekomen is en toen ben ik gelijk aan de slag gegaan.’ ‘Ik had nog een handkarretje van mijn opa, die heb ik opgeknapt en jij mag hem hebben,’ ‘Wat moet ik met een handkarretje’ zei Klaasje. Dan kan je als je naar je werk gaat Flits, Pluimpje en Rompie in één keer meenemen en hebben wij geen optocht van los lopende dieren in het park’, grapte Spitsneus. ‘ Nou bedankt hoor’ zei Klaasje. ‘Komen jullie straks bij mij langs, want er is heel wat te zien bij de vijvers.’ Klaasje stond even later vol bewondering Bij zijn handkar. Het is toch wel handig zo’n ding sprak hij in zich zelf. Freddy kwam ook nog even kijken en zei, ‘mooie kar, als je hem met het handvat omhoog zet kunnen je beestjes er zo inspringen.’ Zo gebeurde dat ook en toen vertrokken ze.
 
Kabouter Spitsneus stond ze al op te wachten, ‘kom snel mee voor het publiek komt dan laat ik jullie een apart vijvertje zien wat ik speciaal voor kikkers, salamanders en padden heb aangelegd.’ ‘Ze zijn nu bezig met hun dril en eisnoeren af te zetten. Naast elkaar zaten ze gehurkt aan de waterkant in die kraamkamers te kijken toen ze opééns ‘kwak, kwak hoort u mij?’ hoorde kwaken. Op een plompblad zat een groene kikker. ‘Kwak bent u kabouter Spitsneus de vogel oppasser?’ ‘Ja dat ben ik.’ ‘Kwak, kwak, dan moet u beter opletten want er is een kwade reiger die al onze jonkies opvreet.’ ‘Dat is niet zo mooi, ik zal er metéén werk van maken.’ ‘Bedankt en weg was de kikker. Ze liepen langs een omheining waar een egel gezinnetje woonde en daar waren de jonge egeltjes buiten hun holletje spelletjes aan het spelen. Net op tijd kwamen ze bij de grote vijver, waar ze begroet werden door de eendjes, futen, zwanen en een hele school visjes. Rompie vond het prachtig en riep ‘zien jullie dat, die krijgen allemaal tegelijk zwemles.’ Er kwamen groepjes kinderen het park binnen en kabouter Spitsneus zei, ‘het is de hoogste tijd om aan het werk te gaan.’ Ze bedankte en liepen met Klaasje mee naar zijn biologische moes en kruidentuin.
 
Hij liet zien waar de keuken kruiden stonden en vertelde ‘dit is anijs en dit citroenmelisse ,daar staat bieslook, peterselie, koriander, marjolein en vele andere soorten.’ Nu gaan we vandaag een laagje zaagsel er tussen strooien.’ ‘Waar is dat voor nodig?’
‘Om onkruid en uitdroging te voorkomen’ was het antwoord van de kleine bioloog.