Sinterklaas


SINTERKLAAS Bestanden / Downloads voor tekst met foto's
 

 


Om U een indruk te geven wat er komt kijken en hoe moeilijk het is
om een Sint Nicolaas feest te organiseren en te begeleiden, wil ik
hier ook nog even aandacht aan geven. De winkeliersvereniging
zat al jaren in ‘t complot om de kinderen van- en uit de buurt te
doen geloven in de oude man met de bekende puntmuts. Maar niet
in dat bewuste jaar, want al weken waren de medewerkers van
buurt- en clubhuiswerk met de organisatie bezig geweest en dat
kwam ons als winkelier wel gunstig uit, want je hebt het toch al
veel drukker met die dagen. Intussen had Piet Barends,
voorvechter en mede oprichter van verzorgingshuis de Rietvinck
niet stil gezeten en het voor elkaar gekregen dat ook dat huis zijn
openings- en Sinterklaasfeest kon geven. Ook de Posthoornkerk
bleef behouden voor de buurt, mede door de enorme inzet van
Guido Hoogwoud. Ook daar was het feest, dus alles bij elkaar was
iederéén hartstikke druk op zijn manier om alles te doen slagen.
Maar o jé, er waren conflicten ontstaan en een aantal medewerkers
hadden afgehaakt, dus moesten de vrijwilligers nog meer
inproviseren. De ingehuurde Sint zou met een schimmel en een
koppeltje Pieten de buurt bezoeken, maar de goedheiligman had
zich eerst moed ingedronken omdat hij hartstikke bang voor
paarden was. Drie uur voor de aanvang werd er nog gerepeteerd.
Bij het opstijgen ging het steeds mis en toen hij éénmaal in het
zadel zat en de schimmel zijn zoete paardenvoetjes, in beweging
zette, flikkerde hij van het paard, krabbelde overeind en sprak, ik
moet eerst plassen. Hij werd tegen een muur gezet en twee
bereidwillige mannen hielden zijn jurk omhoog, om het heilige
water te begeleiden, hetgeen gelukte. Daarna is de wildplasser
afgevoerd en uitgewezen. Maar wat nu, er kwam een paniekerig
telefoontje bij Hans Allis binnen of de winkeliers een Sint konden
verzorgen Hans belde op zijn beurt naar mij en zei Wim, er zijn
grote problemen en ik kom er aan. We hadden nog twee uur, dus
hoe pak je dat aan, plotseling draaide hij zich om en kreeg weer
zijn bekende nadenkende gezicht en zei, ik geloof dat Trui van de
bloeiende Ramenas nog een Sinterklaas kostuum heeft. Wij erop
af, ‘t was hartstikke druk in die kroeg en gelijk werden wij
aangesproken door Theo die geen nee kon zeggen. Alleen als je
hem vroeg, heb je nu nog niet genoeg gedronken? Néé, was dan
zijn antwoord en dan kreeg hij er weer één. Gelukkig konden we
dat kostuum lenen, maar wie moest nu de Sint spelen. Niemand
dus! Na aandringen en smeken moest Hans de show redden, wat
hij wel wilde, maar op één voorwaarde dat ik ook meeging, niet als
Piet maar als ceremoniemeester. Twee uur van die merkwaardige
middag van de acht en twintigste November werd de nieuwbakken
Klaas in gebouw de Arend geschminkt en gekleedt. Buiten verzamelde
zich een hele groep kinderen die ook als zwarte Pieten deelnamen
rond de koets van paarden Nico. Hij had twee koetsiers in
uniform op de bok. Wij liepen door de gang richting buitendeur,
maar Hans liep zoals altijd met van die grote passen en ik op een
sukkeldrafje er naast, zodat ik hem moest manen om waardig te
schrijden. Buiten stond een prachtige koets klaar met er voor, een
span paarden. Zij droegen pluimen op hun hoofd en waren in een
schitterend tuig gespannen. We stapten met twee Pieten in de
koets.

Voorafgegaan door drumband de Palm zette de stoet zich in
beweging richting Haarlemmerplein, alwaar een hele menigte
stond te zwaaien en te juichen. Onze snoepjes Pieten kwamen in
actie en gooiden hele handen snoepgoed tussen het spul, waarna
je jong en oud zag grabbelen en graaien.

Toen reed de koets de Haarlemmerdijk op waar aan twee kanten
een grote menigte stond te wachten, die ook door onze
strooipieten bediend werden. En de Sint maar wuiven ‘t lijkt wel of
ze je allemaal kennen zei ik, en dat klopte, want bij de Binnen
Oranje straat werden we tegen gehouden door politie te paard met
een uitnodiging om even een consumptie te gebruiken in café “de
Bloeiende Ramenas“. We stapten binnen en werden keurig
ontvangen door waardin Trui, die al klaar stond met een dienblad
waarop zes glazen bisschopswijn. We namen een glas, nipten er
aan, werden toegezongen en moesten toen snel verder. De
paardjes brachten ons door de Vinkenstraat naar een gebouwtje op
de hoek van de Binnen Dommerstraat, alwaar de nieuwe bewoners
van bejaardenhuis “De Rietvinck“ hun Sinterklaas feest vierden. Er
was een accordeonist en er waren veel glaasjes advocaat, de
oudjes waren hartstikke vrolijk en hadden rooie wangetjes van
opwinding, ze keken naar de mand met cadeautjes die door onze
pieten was binnen gebracht. Sint Nicolaas trad waardig naar voren
en gaf hier en daar een hand, Opeens riep één van de oude dames,
ik ken hem, ik ken hem, dat is niet zo moeilijk zei een ander als het
Sinterklaas is. Nee ‘t is Hans van de boekenwinkel, daar heb ik
gisteren nog een gatonneur gekocht. Ik vroeg aan de Sint wat is
een gatonneur? Dat is een perforator antwoorde de verklede
ondernemer. Weer werd er gezongen, de cadeautjes werden
uitgedeeld, afscheid genomen en daar gingen we weer over de Dijk
naar de Haarlemmerstraat. Daar werd ook weer halt gehouden
maar nu bij “De Blauwe Druif”. De barman kwam naar buiten en
vroeg wat we drinken wilden en dat het aangeboden werd door de
directie. Geeft u ons maar een jonkie, zei de Sint. Dat drink je toch
nooit zei ik, nee zei de Sint, maar al dat bier en al die wijn, dat is op
dit moment te veel vocht, daar moet ik zo van plassen en dat zie ik
niet zitten met deze jurk aan. De borreltjes werden keurig op een
blaadje bezorgd en wij pakten ze dankbaar aan. De koets begon
gelijk weer te rijden en het dienblad met de glaasjes huppelwater
dus ook. Het begon te regenen en de koetsiers spoorden de
paarden aan om in draf over te gaan, dus met een aardig gangetje
draaiden we via ‘t Singel de Brouwersgracht op en daar hobbel de
bobbel. Tot twee keer toe moest ik de Sint zijn mijter recht zetten
en ook nog een borreltje tussen baard en snor naar binnen gieten
en weer stond die mijter, maar nu helemaal, scheef op zijn kop.
Een beetje kwaad zei de Sint, wat een gemieter met die mijter. Via
de korte Prinsengracht draaide de koets de Haarlemmerstraat op
en stopte voor de Posthoornkerk waar we uitstapten tussen een
haag van kinderen en andere belangstellenden. Volgens ’t
draaiboek zou er een strijkorkestje ‘t liedje, Sinterklaasje kom maar
binnen met je knecht spelen. We stelden ons in de hal op. Sint
rechts en ik met dat hele grote boek links van hem.

Toen traden we naar voren en daar ging het al mis volgens mij,
want niet het ingetogen strijkje hoorden we spelen maar
knoerthard klonk drumband “de Palm” met hun vertolking van de
stoomboot die ginds te zien was. We liepen over het middenpad

tussen 140 kinderen en hun aanhang door naar voren. Opeens
stond er een keurige zwarte mijnheer voor me en hij zei; wat vind
ik dit mooi, Sinterklaas met een witte Piet!! We beklommen het
podium, alwaar een grote stoel met armleggers klaar stond voor
de Sint die plaats nam, zijn mantel drapeerde en toen de kerk rond
keek met een blik alsof hij de echte was. Intussen had ik het grote
boek op Sint z’n schoot gelegd. In dat boek waren de namen en
een korte beschrijving van een aantal kinderen opgetekend. We
zongen een Sint liedje en dachten alles onder controle te hebben,
maar een verontruste mevrouw stond allerlei onheilsmededelingen
in mijn oor te fluisteren, de cadeautjes waren er nog niet en de man
met de poppenkast stond met pech in de buurt van Haarlem en dat
het nog wel een uur kon duren voor hij er was. De situatie was
pijnlijk. Er werd een nood scenario afgesproken. Het strijkje zou
bekende liedjes spelen en wij zouden meezingen. Ga er maar
aanstaan om een meute van 140 kinderen een uur langer bezig te
houden en ook nog zonder presentjes. Gelukkig was er wel veel
snoepgoed. Ik pakte de microfoon en begon zie de maan schijnt
door de bomen en verdraaid, ‘t werkte, ze zongen heel gezellig
mee. Bij het derde liedje werd het nonchalanter. De Sint werd
opeens kapoentje die wat in de schoentjes moest gooien Tijdens
dat zingen zag ik een jongetje in de tweede rij, die niet zat, maar
staande mee stond te zingen met een overgave zoals alleen een
echte artiest dat kan. Ik wees naar hem en zei, jij kunt goed zingen
hé? Ja mijnheer was zijn antwoord, en wil jij voor Sin Nicolaas wel
een liedje met de microfoon zingen, ja hoor, en als een kat sprong
hij op het toneel, liep op de piano af en vroeg wat aan de pianist. ’t
Kloeke kereltje pakte de microfoon, ‘t strijkje zette in en toen klonk
het van geef mij maar Amsterdam. De jongen zong of het zijn
beroep was, met één hand in z’n broekzak, en vol overgave kreeg
hij de hele zaal plat en redde voor ons die hele middag. Er volgde
nog vele liedjes en iederéén deed mee, al was het repertoire wel
enigszins gewijzigd. O, ja, in dat uur had Ajax ook nog twee keer
de wereldcup gewonnen en had hij de kameraden hand in hand
weten te krijgen, die rakker. Sint zat er ook wat rustiger bij en liet
de kindertjes uit het boek tot zich komen en sprak ze lief, soms
bestraffend, maar in de meeste gevallen opvoedkundig en hoopvol
toe. Er klonk geroezemoes, een aantal mannen met grote koffers
kwamen binnen, zij bleken de handlangers van de
poppenkastmeneer. Heel snel had hij al die kinderen in twaalf rijen
verdeeld, luidde een bel en het werd muisstil. Vernieuwend en
revolutionair ging hij aan de gang met zijn poppen, maar niet in zijn
kast, nee voor zijn poppenkast en tussen al die kindertjes, het was
hartstikke leuk en een groot succes. De kinderen dronken
ondertussen warme chocolademelk, kregen ook nog speculaas en
er klonk leuke muziek. Toen vroeg de poppenman aan de kinderen
van rij één tot zes om hun linker schoentje achter de poppenkast te
plaatsen, en rij zeven tot en met rij twaalf hun rechter schoentje
daar ook te plaatsen. Geholpen door de nodige assistenten werden
deze handelingen uitgevoerd. Achter de kast waren een heel stel
mensen met de pakjes bezig, maar die pasten natuurlijk niet in die
kleine stappertjes, dus werden er naast of er op gelegd. De muziek
verstomde, de poppenman luidde zijn bel en zei, jullie mogen nu
jullie schoentjes met de cadeautjes pakken. Er zaten geen dove
kindertjes bij, dat was duidelijk want als door een wesp gestoken
sprongen ze op, en stoven naar de cadeau afdeling. Owéé, het
werd één zooitje en ontaardde in een ware veldslag. Er liep er één
met een bromtol, een ander met een bal, er was zelfs een
brandweerauto. Een aantal kinderen hadden niks of alléén een
handje met wat snoepwerk. De verschillen waren te groot en wat
er overbleef was een hele meute huilende kinderen en ruzie
makende ouders. De muziek speelde dank u Sinterklaasje. Ik liep
nog even naar de zetel van de Sint die zich onderhield met een
huilend jongetje van een jaar of zes. Waarom huil je m’n jongen
vroeg de Sint. Ze hebbe m’n schoen gejat en ik heb ook geen
pakkie gehad, snikte hij. Vol medelijden drukte de Sint de
jongeman tegen zijn tabbert aan, en zei, alles komt goed, dat
beloof ik. Even later kwam één van de pieten aanlopen en hield
triomfantelijk een schoen omhoog en vroeg is deze van jou? Ja
meneer piet, antwoordde de jongen, maar dat is mintens maat
veertig, zei piet. Hij kreeg een kleur en zei, die schoene benne van
mijn vader, en ik dacht, daar gaat veel meer in. De Sint nam de
schoen in ontvangst, keek naar de zool en zei, ‘t is zelfs maat drie
en veertig! Maar jij bent een handig zakenmannetje, en Piet heeft
vast nog wel wat in de zak. Hij droogde zijn tranen, en grabbelde er
één mooie doos met kleurpotloden uit die zak van piet. Hij
bedankte de hele crew, en wij zagen de gedupeerde, zichtbaar
opgelucht, met zijn langlopers verdwijnen. Ook wij spoedden ons
naar de uitgang, waar links en rechts dames sinaasappelen en
mandarijnen stonden uit te delen. De meeste kinderen pakten ze
niet aan, ik hoorde een mevrouw zeggen, dan neem je hem toch
mee voor je moeder, maar nee hoor. Wat zijn die mormels van
tegenwoordig toch verwend hoorde ik de Sint mompelen.
Buitengekomen verwachtten wij een trauma team, maar die hadden
zich waarschijnlijk terug getrokken, want het gutste van de regen.
We stapten in de landauwerkoets, en de koetsiers lieten de
paarden draven Wat een klote weer sprak de Sint, ja maar jij hebt
tenminste nog wat op je kop zei ik, naar zijn natte puntmuts
kijkend. We galoppeerden met een vaart de Vinkenstraat in en
keken naar onze drijfnatte pieten, die intussen zebragezichten
gekregen hadden. De mannen op de bok waren er ook niet aan
ontkomen. Zij droegen geen keurige hoge hoeden, maar een soort
zwarte druipkaarsen. In draf passeerden wij het Haarlemmerplein
en kwamen op de lokatie waar we begonnen waren. Daar werd de
garderobe verwisseld en keerden wij huiswaarts. Het was een dag
om nooit te vergeten en het heerlijke avondje is ook gekomen.
Dag Sinterklaasje.