Het toeval

                     HET TOEVAL.

 

Het was schitterend weer, toen ik die morgen de deur uitstapte om mijn afspraak met de huisarts na te komen. Elke keer was ik verbaasd dat je zo snel van een nieuwe omgeving en buurt kon gaan houden. De huizen, trottoirs, straten en pleinen maar vooral de mensen.

Ik vond alles heel interessant in de Pijp. Op de Ceintuurbaan liep ik via het zebrapad de Hemonystraat in. Ook weer zo’n prachtige straat met een eigen verhaal over de gebroeders Hemony de beroemde klokkengieters uit verleden tijd.

Ik kwam ogen tekort bij het kijken naar de huizen en prachtige gevels, vol bewondering liep ik verder.

Voor een huis met een geveltuintje stond een gezellig

Houten bankje uitnodigend in het zonnetje. Op het moment dat ik passeerde ging de huisdeur open en stapte een kleine wat oudere man naar buiten en ging op dat bankje zitten. In een flits dacht ik, wat een bekend persoon, hij op zijn beurt riep ‘dag heer, ik ken u nog van Haarlemmerdijk.’

Snel overzag ik de situatie, toen schoot het ook mij te binnen. ‘Mijnheer Groen, wat leuk en toevallig.’ ‘Ja, dat is het zeker, want ik woon hier sinds een week op drie hoog in Oud-Zuid.’

‘Hoe was uw naam ook weer?’

‘Bartje’ of zoiets hè?’ ‘Bijna goed, ik ben die geinponem Brammetje weet u nog?’

 

 

 

Hij vroeg of ik naast hem kwam zitten. ‘Dat doe ik graag maar dan over een kwartiertje, want ik moet eerst even naar mijn dokter hier om de hoek op de Hemonylaan.’ ;Bij die dokter ben ik ook patiënt, doe hem de groeten!’ Ik was gelijk aan de beurt. De dokter vroeg mijn geboorte jaar, klikte op een ouderwets toetsen bordje en mijn hele dossier sprong te voorschijn. Eerst werd mijn bloeddruk opgemeten, toen een bloedprikje om de suiker te bekijken. Alles was in orde, maar toch kreeg ik een receptje

calcium sachets. ‘Waar is dat voor?’ vroeg ik het receptje bekijkend.’Dat is een middel dat de samenklontering van bloedplaatjes remt, uitstekend spul dat ze eigenlijk in het drinkwater zouden moeten doen’

Hij gaf mij een hand en zei: ‘tot ziens!’ ‘O, ik moest u de groeten doen van Bram Groen, U weet wie ik bedoel?’ ‘Ja. Dat is toch die kleine man die altijd grapjes maakt.’ Zelf noemt hij dat gebbetjes.’ ‘Die bedoel ik.’ Zei ik lachend. Even later zat ik weer naast Brammetje. ‘Hoe was het bij de dokter?’ ‘Alles goed, je krijgt de groeten terug.’ ‘Ja, het is een aardige man, die mij laatst heel goed geholpen heeft.’

‘Ik had enorm last van een grote lintworm, hij heeft toen een gaatje geboord’ ‘Een gaatje?’

‘Ja, daar kwam die worm met zijn koppie uit, ik ben er mee op de markt gaan staan en liet hem voor vijftig cent zien.’ ‘Kan jij nooit eens serieus zijn Bram?’

‘Nee, want dat is mijn handelsmerk zoals je weet.’

 

We babbelden nog wat en hij vroeg of ik ook in deze buurt woonde. Ik wees in de verte,

‘zie je dat grote gebouw, daarin

heb ik een senioren flat, dat is naast Tabitha waar ik vaak naar toe ga.’ Hé, daar ga ik volgende week naar heen.’ ‘Ik heb gisteren een pasje aangevraagd’ zei Brammetje.’ Dan zie ik je daar volgende keer, ik ga drie maal per week om elf uur koffie drinken en om zes uur eet ik daar.’ Jij kunt dan kennis maken met een paar senioren eetvriendjes van mij en dat is heel gezellig.’ Meestal komen Wim, de vogel preparateur, Nico de bloemenman, Evert de kleermaker en Sjors een ex loodgieter die je dadelijk aan zijn afkomst zal herkennen want hij zit net als jij vol Jiddische woorden.’

‘Trouwens, jij hebt mij beloofd ooit nog eens over de gewoontes

en uitgestorven beroepen te vertellen wat jij als Joods jongetje nog hebt meegemaakt.’

‘Waarom wil je dat toch zo graag nog weten?’ ‘Nou ik merk dat heel veel jonge mensen er niets van weten en nu alles als vanzelfsprekend aannemen.’ ‘Maar er is hard voor gewerkt.’ ‘ De wederopbouw bedoel je zeker’, zei Bram. ‘Hoe pakken we het aan?’ ‘Jij verteld, en ik probeer het  zo begrijpelijk mogelijk op te schrijven.’ ‘Oké, ik doe mee, jij hebt er geen sjoege van, ik vind dat je dan een gabber moet helpen.