Jeugd jaren in Hilversum

Familie
Uit de citaten van het familie dagboek heb ik het volgende opgetekend. Vader, Johan Hendrik Lassing, roepnaam John werd geboren op 17 juli 1902. Op de Marnikskade te Amsterdam. Na zijn schooltijd heeft hij verschillende kantoorbaantjes gehad. Op zijn twintigste werd hij vertegenwoordiger van Droste chocolade fabrieken te Haarlem. Zijn Rayon was 't Gooi en omstreken.
ln dat zelfde jaar had hij in Utrecht een meisje ontmoet wat later zijn vrouw werd. Hij woonde in Hilversum op kamers boven de muziekhandel van de Roos in de Stationsstraat. Moeder Berendina Pruis werd geboren op 28 april 1905 te Hatert Gelderland, dat is een klein dorpje bij Nijmegen. Ze volgde een verpleegsters opleiding en kreeg een aanstelling op de kinderafdeling van het Wilhelmina ziekenhuis te Utrecht. Eerst een half jaar op de kraamafdeling om daarna door te stromen naar de kindergeneeskunde. ln de naaste omgeving van de kraamzaal stond de St. Nicolaaskerk die om het kwartier zijn klok liet horen en dat betekende voor die beginnende zustertjes dat de luiers verschoont moesten worden. ln 1925 zijn ze te Utrecht in het huwelijk getreden en hebben in Hilversum op de Naarderstraat naast de casino bioscoop een huis betrokken.
 
Ze waren heel gelukkig, maar 't wonen was voor de toen twintigjarige Dien niet zo prettig vanwege al die. plassende mannen die hun steegje na het bioscoop bezoek als openbaar toilet gebruikten. op maandag gingen ze meestal uit eten, dat was ontstaan door het bijgeloof van mijn vader, die op zo'n maandag rode kool voorgeschoteld kreeg. 'Dat eet ik niet!' 'Houd je niet van rode kool?'vroeg mijn moeder. 'Jawel, maar niet op maandag want dat brengt ongeluk en ruzie!' Ze heeft die truc nog menig maal gebruikt.
 
Op 4 maart 1928 werd hun eerste zoon Johan Hendrik Lassing in de Naarderstraat geboren en in dat zelfde jaar kochten ze een huis over 't spoor, zoals ze in Hilversum zeggen. Het huis was pas gebouwd en stond op de Hendrick de Keiiserlaan. Vader werkte hard, verkocht goed en verplaatste zich met één van de eerste Fordjes die toen in 't Gooi reden.
 
Op 18 juli 1929 werd dochter Anne Mari Lassing geboren' .
Zes jaar later op 18 November 1935 kwam nog een nakomertje zoon Willem Hendrik Lassing,(zeg maar Wim)
De jaren dertig werden gedomineerd door grote werkeloosheid en onrust onder de mensen. Maar er kwam een nieuw kabinet en de Sociaal Democratische Arbeiders Partij van premier Hendrik-Colijn pakte dit moedig aan en herstelde die onrust door allerlei werkplekken te creëren. Om de werkloosheid te bestrijden werd het Amsterdamse bos aangelegd, de Zuiderzee ingepolderd en het telefoonnet geautomatiseerd. Ook kwamen er kanalen, bruggen en tunnels bij en verder werd er hard gewerkt aan de aanleg van waterleidingen en rioleringsnetten. ln dat jaar was ltalië onder leiding van Mussolini, Abessinië het tegenwoordige Ethiopië binnen gevallen en had Hitler de dienstplicht in Duitstand weer in het leven geroepen. ln Nederland kwam de Nationaal Socialistische Beweging {N.S.B.) van lr. Anton Mussert op gang met al de gevolgen die we nu nog kennen.
Louis Davids was in dat jaar bij ons thuis volop aanwezig via de koffergrammofoon, met een liedje dat ik jaren later pas begreep.' Als je voor een dubbeltje geboren bent, bereik je nooit een kwartje...' Mijn broer ergerde zich aan die plaat die zo vaak gedraaid werd en kwam met een ander soort muziek, een plaat van Marlene Dietrich. 'Maar dat is een Duitse zangeres' zei mijn zus. 'Wat geeft dat' was de mening van mijn puber broer, 'trouwens de liefde is internationaal.' Vanaf dat moment hoorden we de hele dag: 'lch bin von kopf bis fuss auf liebe eingestelt. Vriend Jan kwam met een plaat als tegenpool en zei, 'luister hier maar eens naar.' Er werd driestemmig gezongen door Heintje Davids, Johan Kaart en Sylvain Poons. 'Wordt nooit verliefd want dan ben je ver-loho- ren.' Bovenstaande liedjes zijn onsterfelijk geworden aldus mijn zus Anne Mari.
 
Jeugd jaren- Thuis
 
Op 18 november 1935 ben ik te Hilversum geboren. Mijn ouderlijk huis stond aan de Hendrick de Keyserlaan  . Het was een gezellig huis,met een beneden, boven en een zolderverdieping. Aan de straatkant was een voortuintje en achter een tuin met fruitbomen en een kippenhok. Ons gezin bestond uit vader, moeder, broer, zus en ik als nakomertje met acht jaar verschil. Mijn voordeel was dat ik als klein ventje echt verwend werd en ook altijd de puddingpannetjes uit mocht likken.
Het was een leuke onbezorgde tijd in een beschermde omgeving.
 
 School
 
Toen begon het gedonder, ik werd naar de kleuterschool aan de Stieltjeslaan gebracht waar een lieve juf haar beroep uitoefende. Grote moeite had ik om me te handhaven tussen al die kinderen, waarvan de meeste groter waren dan ik, met het gevolg dat je nooit aan de beurt kwam om met een bromtol of kruiwagentje te spelen. Na een paar dagen had ik een plan bedacht en was in de voorste rij gaan staan om recht op mijn doel af te rennen als de pauzebel ging. De bel ging, de deur zwaaide open en als een speer vloog ik de speelplaats op en had hem te pakken, 't felbegeerde kruiwagentje. Verbaasd en gelukkig reed ik een rondje en nam mij voor om altijd vooraan te gaan staan om iets te bereiken in 't leven. Mijn zegetocht werd wreed verstoort door de corpulente juffrouw die mijn handje pakte en zei: 'we gaan eerst een plasje doen.' 'Nee' riep ik verschrikt, 'ik kan het zelf' en dacht aan de vorige keer toen ze de knoopjes van mijn broekje los peuterde en mijn plassertje pakte. Ze fronste haar wenkbrauwen en sprak: 'Nou dan ben je een grote jongen en mag je morgen met de kruiwagen spelen.' Ik ben nog trots als ik eraan terug denk.
 
 
Buiten spelen
 
In de veertiger jaren was er volop gelegenheid om buiten te spelen en kattenkwaad uit te halen, waar we veelvuldig gebruik van maakten. s' Winters reden we sleetje, maakten we sneeuwpoppen en gooide met sneeuwballen. We speelden kindercircus en de artiesten gingen met hun drietjes op de kiek. Er werd gehoepeld, touwtje gesprongen, geknikkerd en met zelfgemaakte vliegers werden op de aangrenzende heide luchtgevechten uitgevoerd. Meest favoriete spelletjes waren voetbal en paaltje pik, dat deden we met een tennisbal. Op een dag kwam Koos een vriendje van het Dr. Kuipersplein met zijn verjaardagcadeau op straat: het bleek een leren voetbal. Koos was een verwend ventje en de meeste kinderen hadden een hekel aan hem door zijn opschepperig gedrag. Hé jongens we gaan een voetbalelftal oprichten, we leggen een veld aan op de hei, mijn vader helpt mee en zorgt voor de doelpalen en het net.' We werden helemaal ingepakt door die stomme bal en riepen, 'We doen mee.' De namen werden opgeschreven en zo kwamen we tot tien. 'Jullie zijn Nico vergeten', zei ik. 'Nee besliste Koos, die kan niet voetballen, hij mag er niet bij.' 'Dan doe ik ook niet mee' was mijn antwoord. De andere jongens vonden dat wij hem een kans moesten geven en zo is het gegaan. Nico was een buurjongen uit de Leeuwenhoekstraat, onze achtertuinen grensden aan elkaar, waardoor ik hem vaak zag. Hij had kinderverlamming gehad en er een spraakgebrek aan over gehouden, ook zijn bewegingen waren erg traag, maar verstand en humor had hij genoeg. Op mijn manier had ik me over hem ontfermd en trainde driemaal in de week met hem. We liepen rondjes, deden gymnastiek en kopten een bal. Hij vond het allemaal prachtig. Op een keer, na weer al die inspanningen, zei hij 'We... gaan... even... wat... drinken.' We liepen over de binnen plaats en stapten via hun achterdeur de keuken binnen. In de gezellige keuken vol met wek en inmaakspullen zat zijn moeder in een stoel met op haar schoot een aardappelmandje. Bij nadere inspectie bleek dat zij in slaap gevallen was, haar enorme boezem zag je langzaam op en neer gaan tijdens het ademhalen. Hoor ik opeens Nico zeggen: 'ls...moe... moe... moe?' Enige dagen later voetbalden we op het pleintje. Nico had vlak bij het doel positie gekozen, er kwam een voorzet en jawel hoor de bal kwam precies voor zijn rechtervoet en hij wipte hem in het doel.' Gejoel en geroep van hartstikke goed!', vielen hem ten deel. 'Ja... ik... moet... het... van... mijn... techniek... hebben.' Koos stond er een beetje beteuterd bij te kijken en zei opschepper(Ik zit bij E.M.M.''Wat... betekent... dat?' 'Eendracht Maakt Macht!' 'O... ik... dacht... Elf... Makke... Muizen stotterde Nico!' 'Die zit ook', riepen wij in koor!!
Er werd doorgespeeld met aanvallend voetbal vol mooie momenten waar zelfs Abe Lenstra trots op zou zijn. Met een schitterende kopbal belande de bal in de tuin van mijnheer Vonk, een nare vervelende ballenhater. Hij had waarschijnlijk op de loer gezeten want ogenblikkelijk vloog de deur open en rende hij op het projectiel af. Met gebalde vuist riep hij, 'die zijn jullie kwijt.' Met een slagersmes prikte hij hem lek. Als door een adder gestoken sprong Koos naar voren en riep: 'vuile rotzak, hier zal je meer van horen.' Teleurgesteld dropen we af.
Om deze schok te boven te komen kregen we van Henny ieder een toverbal die hij die morgen bij zijn vader uit de kruidenierswinkel gepikt had. We zaten op een muurtje en bespraken hoe we die kerel een lesje konden leren. Jan, een nieuwe jongen in onze buurt, vertelde dat hij in Groningen in het plaatsje Vlagwedde had gewoond. Daar op het platteland haalden de jongens ook allerlei streken uit. Hij vertelde zijn plan, wat wij geweldig vonden en besloten het 's avonds uit te voeren. Karel, een boerenzoon, zou voor een koeienvla zorgen en Jan voor de rest. De stemming keerde terug er werd weer gelachen, zeker toen Karel vertelde waarom een koe het muzikaalste dier is. 'Nou zij heeft twee hoorns, een doedelzak met vier fluiten en ze draait grammofoonplaten. We spraken af dat als het donker begon te worden we weer bij elkaar zouden komen. Om zes uur precies zaten en lagen de vriendjes achter de heg van Vonk. Hij was thuis en zat aan zijn tafel voor het raam. Koos, ex-eigenaar van de bal, sloop naar de voordeur met een krant die met vier punten bij elkaar gehouden werd omdat de inhoud een koeienvlaai bevatte. Doodstil en angstig volgden wij de bewegingen. Het project plaatste hij vlak voor de deur, overgoot het met een flesje benzine, toen een brandende lucifer en de hele boel vloog in de hens. Koos drukte op de bel. Ik dook ook achter de heg om de wraakactie te volgen. De deur werd geopend en mijnheer Vonk begon als een bezetene met trapbewegingen het vuur te doven. De dunne stront vloog door zijn hele halletje tot ver in de gang. Heel dapper liep onze Koos het tuinpad op en riep. 'Dit is je verdiende loon, vuile ballenjatter!'
 
 Kerk
 
De buurt waarin ik opgroeide werd gedomineerd door de Heilig Hart kerk aan het Dr. Kuypersplein. Bijna al mijn vriendjes waren katholiek, met als gevolg dat ik als hervormd ventje mij soms ook rooms gedroeg om er ook bij te horen. Enkele jongens waren koorknaap of misdienaar, ik ging ook wel eens mee naar die kerk als een soort schijnheilige die de orgelklanken en de wierook opsnoof. Veel van die dingen zijn mij bijgebleven van de hoog-tot de nachtmis en vooral de mooie kerststal met een knikkende Jozef als hij een muntje kreeg. Ook mijn buurmeisjes heb ik als bruidjes naar die kerk zien gaan: de Heilige communie noemden ze dat, geloof ik......