Stroper
Ondanks het feit dat er een groot gebrek en te kort was aan alles wat in een huishouding nodig was, wist mijn moeder met handigheidjes en trucjes de boel bij elkaar te houden.Altijd was ze bezig. Ik ben er trots op dat ze mijn moeder was en dat had ons geen windeieren bezorgd.. Ik vond haar een mooie statige vrouw met prachtige fluweel bruine ogen. Ja ik hield zielsveel van haar. Ik was soms een vervelend ondeugend ventje, die af en toe voor problemen zorgde, dan pakte ze de matteklopper, gaf mij een paar klapjes op mijn broekje en na zo’n afstraffing , kwam er een omhelzing en zei ze altijd, ‘Maar je blijft mijn Wimpie hoor !’ Met buurtvriendjes speelden we op de heide Indianen spelletjes, dat vonden we veel leuker dan soldaatje spelen. Met zelf gemaakte pijl en boog werd er geschoten en onze gezichten hadden we met vlier en jeneverbessen ingesmeerd.Bij het besluipen van elkaar maakten we gebruik van verlaten Duitse tankvallen, loopgraven en schuttersputjes. Opééns hoor ik de stem van Winnetou : ‘Hier zit een hut!’ Wij er opaf, inderdaat, er was een deur die toegang gaf tot een soort bunker. Het was er hartstikke donker en wij gingen op de tast langs de vochtige muren. ‘Hier komen we nooit meer uit’ zei Sjaakie, die zich allang geen Old Schatterhand meer voelde nadat hij op een ringslang of adder had getrapt. ‘ We geven elkaar een hand en gaan langs de zelfde muur terug’ besliste ons opperhoofd. Ik liep als eerste en voelde met mijn hand spinnen webben,gaten,kieren en met mos begroeide plekken. In de verte zag iets licht’s, ‘we gaan goed!’ riep ik enthousiast. ‘Wat gaat goed’ hoorde ik een mannenstem zeggen. ‘Wat doen jullie hier!’ Stijf van schrik zei ik, ‘niks meneer.’ ‘Dat zullen we nog wel eens zien.’ Hij deed een riem af en zei: ‘Hou vast en volg mij.’ Achter elkaar schuivelde we hem na, tot hij een deur openschoof. De man deed zijn jas uit en ontstak een olielampje. Nu konden wij hem zien en Henny riep: héTines! ‘Zo, jullie weten wie ik ben.’ ‘Maar wie zijn jullie met die rooie koppen?’ ,Indianen, meneer.’ ‘Zeker op oorlogspad hè?’ zei Tines met een lachje. Jongens, jullie mogen aan niemand vertellen dat ik hier woon, beloven jullie dat?’ We gaven hem het V teken. Lange Tines kenden wij als een beruchte stroper, die langs de deuren ventte, eerst met de hazen en konijnen en later met de vellen , waar de mensen wanten of een mof van maakten dat was zo’n ding waar je met twee handen inging. Lange Tines ging op een krukje zitten en keek ons vriendelijk aan. ‘Jongens ik ben niet boos en vind het eigelijk wel leuk dat jullie er zijn.’ ‘We spreken af dat we nog eens op een keer met een lamp de hele bunker gaan bekijken.’ Hij krabbelde op z’n hoofd en zei: ‘ik werk drie dagen in de week bij Jan van Wegen de varkensboer daar ben ik dan te bereiken.’ Is dat Jan de schillenboer ?’ O, noemen jullie hem zo.’ Aan de balken bij Tines hingen hazen, konijnen een fazant en een bever.. Er onder lagen op een tafel allerlei spullen van de Duitsers zoals veldflessen, etensblikjes, patroontassen en een partij hulzen. ‘Mogen wij een paar van die hulzen?’ vroeg Henny. ‘Wat moet je er mee?’ ‘Om op de pijl te zetten , dan schiet hij beter antwoorde de Indiaan.’ Tines vond het goed en zei ‘neem maar mee.’ We bedankten hem en stapten uit de bunker. Een dag of wat later waren we aan ‘t oefenen met de pijl en boog, inderdaad het schoot veel beter met die legehuls op de pijl. Hans stond met een stok waarop een blikje bevestigd was. Het was mijn beurt, behoedzaam had ik de boog gespannen, legde aan en toen gebeurde het. Mijn pijl miste ‘t doel en vloog tegen het winkelraam van mevrouw Drop. Ik schrok me een hoedje want ‘t had een rampzalig gevolg, een barst van je welste en dat in een tijd dat er geen glas of ruit te koop was. Ik rende hevig geschrokken achter om en ging door de keuken deur naar binnen. Aan de overkant stond een groepje kinderen met mevrouw Drop naar ‘t kapotte raam te kijken. Met mijn moeder stond ik in de huiskamer voor het vensterraam dat schouwspel te volgen en zij was vol medelijden , ‘wat erg voor die vrouw, die zit met de gebakken peren met zo’n grote ruit. Opeens hoor ik een buurmeisje zeggen, dat heeft die jongen van Lassing gedaan en ze wees naar ons huis. geschrokken keek mijn moeder mij aan en vroeg, ‘heb jij dat gedaan?’ ‘Ja mam maar niet expres het ging echt per ongeluk.’ ‘Vervelend jong, als je vader dit hoort dan zwaait er wat.’ Ze schoot in haar mantel en riep, ‘kom mee lammeling!’ We liepen naar de overkant en ik moest mijn excuses aanbieden. ‘U krijgt dit uiteraard vergoed, mijn zoon John zal zorgen dat er een plank of zoiets voor komt’ was haar belofte. Zo is het gegaan en pas na een jaar was er iemand gekomen met een nieuw raam. Mijn vader kreeg de rekening, hij was blij dat het uit de wereld was. Even later ging bij ons de bel. het was mevrouw Drop. Ze sleepte een plank naar binnen en zei ‘ Eerlijk is eerlijk!!.’