Oom Bram

 
 Het was op een Zaterdag in 1943 toen bij ons de deurbel ging. Ik opende de deur en zag een broodmagere man in een zwarte regenjas, Hiij keek mij vriendelijk aan en zei: ‘ik ben je oom Bram uit Utrecht.’ ‘Wie is daar ?’ riep mijn moeder. ‘Een man die zegt dat hij mijn oom is.’ ‘Een meneer zul je bedoelen.’Hij werd herkent, hartelijk begroet en binnen gelaten. Het bleek de jongste halfbroer van mijn vader te zijn.’Je broer zit ondergedoken, dus ik kan hem niet roepen.’ ‘Dina, zou ik hier een tijdje kunnen blijven want ik word gezocht in Utrecht. ‘ Ik was opgepakt en op het moment dat de trein die ons ging afvoeren binnen liep, ben ik op de rails gesprongen en via een stilstaande trein ontsnapt’ ,Ik heb geen geld en ook geen Ausweis.’ ‘Je mag hier wel blijven maar ‘t is gevaarlijk, Schuin aan de overkant wonen N.S.B. mensen en om de hoek Duitsers,dus beslist niet voor de ramen komen. Bram kreeg voorlopig een plekje op zolder en is er vier maanden gebleven,daarna is hij bij de groep geplaatst.Het bleek een vreemde man die constant in kookboeken zat te lezen, terwijl er niets te eten was Hij zat vaak op een krukje te mijmeren en dan kwam het, ‘ vandaag eten we Brusselslof met aardappelpuree harde eieren en mosterdsaus.’ Ik stond te likkebaarden bij deze aankondiging,. ondanks ‘t feit dat ik bevoorrecht was als herstelde difteritispatient, die drie maal per week naar de gaarkeuken mocht om een pannetje soep te halen. Eerlijk werd er gedeeld met mijn oudere zus omdat zij met jeugd reuma in bed lag.
 
Bij mijn moeder werd suikerziekte geconstateerd en zij moest twee maal per dag een insuline spuitje. Dat Organon spul was in die tijd schaars en hartstikke duur, zodat mijn vader genoodzaakt was om privé dingen te verkopen om maar aan centjes te komen. Onze huisarts was een regelmatige bezoeker, hij was een echte heer, maar één met merkwaardige kenmerken , hij kon namelijk de letter L niet uitspreken. Als klein ventje zat ik er echt op te wachten. Op een morgen kwam hij onverwachts binnen, hij droeg een lakense langejas met bijpassende hoed, maar wat het meest opviel, hij had één hand in verband. Mijn vader was intussen geroepen en uit zijn schuilplaats gekomen. Pa, had de vorige dag met houtjes hakken.z’n vinger verwond en droeg ook een verbandje. Hoor ik de dokter zeggen: ‘ verrek u draagt ook een (L) jappie, dat is niet zo (L) jeuk hè? ‘ Mijn moeder had de percolater op de kachel gezet en was bezig met haar beroemde extract van eikeltjes koffie. ‘Kan ik u dienen met een kopje koffie?’ ‘Graag mevrouw (L) Jassing . Behoedzaam bracht hij met zijn linkerhand ‘t kopje aan z’n mond, nam een slokje en zei: ‘erg (L) jekker!’
 
De dokter was nog maar net vertrokken, toen we trom geroffel hoorden. Het kwam steeds naderbij, maar bleek op de Johan- Geradsweg plaats te vinden . Een militaire kapel van wel tachtigman marcheerden voobij, gevolgd door eindeloze rijen luidklinkende in ganzepas lopende soldaten. Daar achter een luxe open auto met een hoge pief, die staande de Hitlergroet bracht. Toen volgden pantserwagens, tanks, amfibievoertuigen en vrachtwagens met kolengestookte motoren. Net toen we geheel onder de indruk naar huis wilde gaan, kwamen er wel dertig zijspanmotoren, daarachter nogeens honderden Nazi’s te paard en twee rodekruiswagens.’Het lijkt wel of ze hun hele krijgsmacht naar Hilversum hebben gestuurd,’ was de mening van een man die ook stond te kijken. Sprakeloos stonden we de stoet na te kijken, tot Henny ‘t zwijgen verbrak. ‘Ze hebben ook nog boten en vliegmachines.’ ‘Moet je zien de hele straat ligt vol paardendrollen, daar kunnen we heel wat te eten voor krijgen als we net zo handig zijn als de zwervers waar ik vorige week van hoorde, zei Hans.’ ,Te eten?’ ‘Ja twee kameraden bezochten boerderijen , allebei hadden ze een paardendrol in de hand. De eerste liep naar een boederij waar de deur openstond.’ Volk!’, Er kwam een boer aansloffen, hij keek naar de man en vroeg:’Wat mot je ?’ Hij liet zijn paardenvijg zien en vroeg, ‘heeft u een beetje zout voor mij, want ik krijg hem zo niet weg.’ De boer keek hem medelijdend aan en sprak met stemverheffing. ‘Gooi weg die stront en kom aan tafel zitten.’ Hij kreeg twee boterhammen met spek en een glas melk. Bij zijn vriend terug komend, vertelde hij wat hem overkomen was.’ Nu is het mijn beurt ‘,zei de andere man. Ze liepen een stuk verder en kwamen bij een heel imposante boerderij. Hij drukte op de deurbel, het duurde even , toen kwam een boerin te voorschijn. ‘Dag mevrouw ‘, ‘ Ik wil u vragen of u een beetje zout voor mij heeft ‘ ‘ Zout? ’, ‘wat wil je met dat zout ?’ Hij opende zijn hand en liet de drol zien.’ Och arme stakker ‘, zei de boerin. Ze sloeg een omslagdoek om en ging hem voor. Verheugd liep hij achter haar aan en bij een grote schuur aangekomen gooide ze de deur open en knikte dat hij naar binnen kon gaan. Er stonden twee Belgische dikbilpaarden hem aan te kijken, acher die beesten lag een aantal welriekende vijgen. De boerin riep uitnodigend. ‘Eet die maar jongen,deze zijn nog vers!.’