Okkie

OKKIE
 
Het was de zomer van 1989, we hadden een fijne vakantie in Italië beleefd en na thuiskomst gingen we onze hond Niek van zijn logeerpartij bij Martin Gaus in Lelystad ophalen. Ruim drie weken was hij daar geweest en ik was benieuwd hoe het met hem gegaan was. Martin begroette ons en zei dat de hond zich voorbeeldig had gedragen en er goed uitzag. Wij namen plaats in de hal, waar een tafeltje en een paar stoelen stonden voor de wachtende klanten. ‘Wat kan ik aanbieden, koffie, thee of een ijsje?’ wij namen een ijsje, al likkend vroeg Jan of hij ook een jong poesje bij hem kon kopen. ‘Nee, niet kopen maar wel meenemen,’ was het antwoord ik heb een heel nest met cyperse poesjes die in een weiland zijn gevonden, ‘ze zijn al ingeënt en wachten op een baasje,’ loop maar even mee dan kan je ze bekijken. We kwamen bij een soort ren waarin zes dartele poesjes speelden. Schattig om te zien, maar ik was er nog niet aan toe want onze vorige poes Pippie die we achttien jaar hadden gehad was bij mijn vader uit de deur gevlucht en na dagen zoeken nooit terug gevonden. Maar Jan wilde weer een poes ook als middel tegen de muizen waar we nog al eens last van hadden.
 
Er was een poesje aan het klimmen en hing even later boven aan de rand en keek ons brutaal aan . ‘Dat is een echt dondersteentje’ ‘dat katertje,’ toen hij ingeënt moest worden kreeg ik hem nauwelijks te pakken Jan kriebelde hem op zijn buikje en zei: ‘deze nemen we Nel.’ Ik stond er nog steeds besluiteloos bij en zei: ‘Nee ik wil nog wachten.’ Wij gingen afrekenen, tegen een medewerkster zei hij ‘haal even die Schnauzer op.’ Aangelijnd kwam ze met Niek terug die toen hij ons zag helemaal door het dolle raakte en z’n stompie zowat van zijn stevige billetjes kwispelde. De dieren-verzorgster liet hem los, hij rende op ons af, sprong tegen me op en ik boog voorover om hem te knuffelen. Opeens sloeg hij één poot uit en bleef aan mijn kralen ketting hangen, die gelijk brak. De kralen rolden de hele hal door, met drie mensen hebben we gezocht, een stuk of wat bleven onvindbaar. Wij liepen naar de parkeerplaats en ik stapte in de auto, Jan deed de hond achterin, liep naar voren en tikte op ’t raampje. Ik begreep het al en zei: ‘als je het zo graag wilt, ga hem dan maar halen.’
En weg was hij om even later terug te keren met ons katertje die de naam Okkie kreeg. Met Okkie op schoot keerden we huiswaarts.
We hadden thuis veel plezier met hem, hij bleek erg aanhankelijk, schrander en speels.