terugblik en overpeinzing

         TERUGBLIK EN OVERPEINZING

 

Mijn ouderlijk huis stond in Hilversum.

Meer dan vijftig jaar woon ik in Amsterdam.

Veertig spannende jaren op de Haarlemmerdijk in een monumentaal pand uit 1612. Wij branden  en  mélangeerde  koffie , verder behoorde ook thee en kruiden tot ons assortiment welke wij vers verpakten. Wij mochten ons verheugen in vele vaste klanten

waaronder buurtbewoners, kunstenaars, schrijvers, artiesten, avant-garde publiek,de upper-class maar ook yuppies kwamen graag.

Op een morgen kwam een goed geklede kleine man de winkel binnen die uitriep: ‘Wat een prachtige zaak, het lijkt wel een plaatje van Anton Pieck!!’ ‘Uw buurman, de Marokkaanse kapper heeft uw zaak aanbevolen.’ Ik stond er een beetje trots bij te glimmen en zei: ‘Hartelijk welkom, kijkt u rustig rond, als ik u kan helpen hoor ik het wel.’ Hij was een grage verteller, een koffie liefhebber en  naar later bleek, vol belangstelling voor de gezondheidsproducten in onze reformhoek.

Hij kocht Versgebrande Mocca en Espresso koffie , rietsuiker en een pakje Darjeeling thee.

Jarenlang was hij een zeer gewaardeerde klant.Ons personeel hoorde ik vaak zeggen, ‘hé!, daar komt ’t mannetje weer.’

 

In ons magazijn, achter de winkel hadden wij een koffiebrandspit, een zet machine en een gezellig houten bankje staan, waar op uitnodiging bijzondere types een kopje koffie of thee werd aangeboden. Het winkelend publiek werd ondertussen gewoon geholpen en ik kon er achter komen wie of wat iemand was. Dat deed ik ook met het mannetje. Ik gaf hem een hand en stelde mij voor. Hij zei: ‘Mijn naam is Abraham Groen, ik behoor tot het uitverkoren volk, ben geboren in de Batavierenstraat, dat is een kleinstraatje in de Jodenhoek vlak bij het Waterlooplein. In de tweede wereld oorlog kreeg ik kinderverlamming en is mijn groei tot stilstand gekomen. Ik bleef een klein kereltje en vanaf die tijd noemen ze mij "Brammetje”’ .Wat ellendig voor u wist ik nog te zeggen en hoe is het verder met u gegaan, ik bedoel met het vinden van werk en zo.’ Hij nam een slokje van zijn koffie en zei: ‘Je hebt maar te ervaren wat het leven je aanbied en dat was niet gering.’ Met de gedachten aan mijn opa, die eens gezegd had, wat je niet bent, kan je worden en toen ben ik van alles gaan proberen en met succes, mag ik nu wel stellen.’ ‘Mijnheer Groen, dit gaat een lang verhaal worden en daar heb ik nu geen tijd voor, daarom wil ik u vragen om eens een avondje op bezoek te komen.’

‘Dat vindt ik hartstikke tof.’, was zijn antwoord.

We spraken af dat hij de komende woensdag avond zou komen en dat werd onvergetelijk.

De deurbel ging, ik opende de deur en daar stond de heer Groen in al zijn glorie, gekleed in driedelig kostuum. ‘Hallo, wat ziet u er prachtig uit!’, riep ik verrast. ‘Ja hè en dit ondanks mijn povere opvoeding.’ ‘Komt u verder’ zei ik en ging hem voor naar de huiskamer. Bram opende een tas, pakte een fles Jonge Jenever en een fles rode wijn.’Ik wist niet of je alcohol gebruikt en zoniet dan heb ik als alternatief nog een flesje After- Shave.’ ‘Te gek Bram, dat had  je niet moeten doen.’ Met zijn geinige koppie keek hij mij aan, pakte de spullen weer in de tas en zei: ‘Dan niet!!’ Na onze eerste kop koffie begon hij te vertellen. Eerst over de oorlog, Hij was ziek geworden en kon niet thuis verpleegd worden.

In een verpleeghuis hebben ze mij zo goed en zo kwaad als het ging opgelapt en verpleegd.

In die tijd was mijn vader opgepakt en naar Duitsland op transport gesteld. Mijn moeder

Moest de kost verdienen en werkte als straat verkoopster met een kraam in de Jodenbreestraat. Toen ik een jaar of tien was

mocht ik het tehuis uit en kon weer bij mijn moeder wonen. Vanaf de eerste dag ging ik met haar mee naar de markt en leerde daar

hoe je geld verdienen kon.

Ik poetste schoenen, verkocht schoenveters

en keek vol bewondering naar standwerkers

die met hun conférences en geintjes zelfs afgebrande lucifers wisten te verkopen. Toen

wist ik het zeker zo’n standwerker wil ik ook worden.Op de kraam van mijn moeder was van alles te koop. Dan was er weer een partij

dadels en vijgen, ook potten, pannen en ander huishoudelijk spul  kwam regelmatig voor.

Ik hielp op mijn manier ook mee om geld te verdienen. Op koude en gure dagen stonden wij met handschoenen en wollen mutsen en hadden een kan met koffie op een oliestelletje staan. Ik verkocht koffie die in kartonnen bekertjes  uitgeschonken werd. Regelmatig deden we er wat water bij en dan hoorden we regelmatig zeggen: ‘Wat een slap bakkie!’ Als het te erg werd pakte ik een kartonnen bordje

waarop de tekst stond.

NIET ZEUREN OVER DE KOFFIE !!

EENS ZULT U OOK OUD EN SLAP ZIJN !!

Steeds vaker stond ik voor de kraam, zong een paar liedjes, vertelde een Joodse witz en ging met mijn mansbakkie aan de gang. Dat mansen was een kunst op zich. Met een goeie babbel en een mop moest je het publiek bewerken om wat geld op te halen. Zo had ik een liedje als reactie op de vraag : ‘Is het echt waar wat je zojuist vertelde?’

 

Dan zong ik. ‘HET IS NIET WAAR, HET IS MAAR GEIN, MAAR DE WERELD WIL BEDROGEN ZIJN!! Op mijn vraag ‘wat wil je drinken Bram.’ ‘Een biertje met er naast een glaasje huppelwater’ was zijn antwoord. Na een biertje en een paar borreltjes zei ik: ‘Jij bent ook niet van de blauwe knoop hè?’

Met een mild glimlachje keek hij mij aan en begon,‘Ik was laatst bij de dokter en die zei:

‘We hadden toch afgesproken dat je één borreltje zou drinken, maar daar is niets van terecht gekomen merk ik.’Nee dokter, als ik een borrel drink, voel ik me een ander mens en dat andere mens lust ook wel een borreltje.’

‘Trouwens die dokter woont vlak bij een begraafplaats.’ ‘Op een nacht werd hij gebeld

door een mevrouw met ademhalings moeilijkheden.’ Die mevrouw woonde aan de overkant van de begraafplaats.De dokter besloot om zonder auto te gaan, klom over een hekje en liep in het pikdonker langs allerlei grafzerken. Een lugubere wandeling dacht hij bij zichzelf en liep zo snel mogelijk door.

Opeens hoorde hij een stem. ‘Dokter, Dokter!’

Stokstijf en angstig bleef hij even staan. Daar was weer die stem, hij keek en keek, toen zag hij tot zijn schrik een geraamte in een kuil staan.’O dokter, heeft u iets tegen wormen?’

 

 

‘Met dit soort grappen verdien ik mijn brood zo’n beetje’ zei Brammetje. ‘In het begin op bruiloften, partijen en personeel feestjes maar toen ik meer bekendheid kreeg werd ik door een uitgeverij gevraagd of ik wat verhalen, liedjes en moppen wilde schrijven die dan door hun uitgegeven zouden worden. ‘En zo is het gegaan.’Wat leuk Bram’, maar hoe kom je aan je onderwerpen?’ ‘Die worden spontaan geboren of ik pik ze van anderen en geef er mijn eigen accentje aan.’ Hij stond op, pakte een stukje worst en liep naar het raam. Rustig kauwend stond hij naar buiten te kijken. Hij riep mij , er gebeurt van alles buiten en daar verzin ik dan wat op. ‘Kijk voor die winkel staan twee hondjes de liefde te bedrijven en dan denk ik : ‘ieder diertje gun ik zijn pleziertje.’ Op de stoep er naast zat een dakloze zwerver, ‘die zie je ook steeds meer.’

‘Kijk en dat bedoel ik nu met het verzinnen’

‘Mijn gedachten gaan dan razend snel en ik denk dan aan bijvoorbeeld aan een dakloze.’

‘Er zaten twee slakken met hun huisje op de rug.’ Ze zaten op een sla blaadje en maakten een gezellig praatje.’ Na enige tijd kroop er een naaktslak langs. ‘Zag je dat..... daar ging

weer zo’n dakloze zwerver. Bram strekte zijn schouders en zei: ‘ ik moet gaan want de porder staat zowat voor mijn deur.’ ‘Bedankt en gegroet, En weg was Brammetje.