Paradijs
De hele maand april hadden de kabouters zich in ’t zweet gewerkt om de opening op 1 mei tot een succes te maken.
Suizebol was druk met de beplanting geweest en had met medewerking van zes tuinkabouters perken en grintpaden aangelegd en het geheel beplant met de prachtigste bloemen en planten. Koning Baardje die op de rug van Kees ook een kijkje kwam nemen zei tegen Suizebol ‘Zo waar geschiede, je hebt er een lusthof van gemaakt.’ Vol trots stond de tuin beheerder tussen zijn creatie en zei: ‘dit paradijs heet van af heden ‘Koningshof’, dit alles ter ere van u majesteit.’ ‘Ik ben zeer vereerd’ zei Baardje, toen gaf hij Kees een aai en zei: ‘we gaan verder trouwe makker.
’
Hij reed in een sukkeldrafje naar de ingang van ’t kabouterdorp waar Bolwang met zijn medewerkers bezig was met het plaatsen van ijzeren hekken. Na de begroeting kwam Bolwang nog even praten en vroeg moet er ook een preekstoel gemaakt worden?’
Een preekstoel?’ ‘Ja u moet toch een toespraak bij de opening houden.’ ‘Nee joh, een bordesje van waaibomenhout is voldoende.’ ‘Oké, dan weet ik genoeg.’
Vlak bij de ingang stonden om de tien meter een bankje. ‘Stop hier maar Kees dan gaan we even wat drinken.’ Baardje pakte hondenbrokjes, twee kopjes en een flesje water uit zijn tas. Vanaf dat bankje kon hij alles wat er bij de ingang gemaakt was goed overzien. Er stond een gezellig huisje met loketjes waar de kaartjes gekocht konden worden en drie standaards voor de papagaaien kooien.
Bolwang was klaar met de hekken en begon met de poort. Vijf kabouters en een kraanwagen moesten er aan te pas komen om die smeedijzeren poort te plaatsen. Het was prachtig gemaakt en het geheel was verfraaid met gouden spietsen en in keurige sierletters was duidelijk te lezen: ‘WELTEVREE’.