Ultiem rookgenot
ULTIEM ROOKGENOT.
Vandaag 5 mei 2016 vieren wij in Nederland dat er een einde aan de tweede wereldoorlog is gekomen. Dat is nu al weer 71 jaar geleden. Niet te geloven, wat vliegt de tijd toch voorbij, hoor je veel ouderen zeggen. Ik liep op de galerij en kwam mijn buurvrouw Dolly tegen, een alleraardigst lief vrouwtje van 94 jaar. Zij nodigde mij uit voor een kopje koffie, waarop ik geen nee tegen zei. Het gesprek ging over de bevrijding en Dolly wist nog precies te herinneren dat op 4 mei 1945 in Duitsland en op 6 mei in Nederland te Wageningen de formele Capitulatie van alle Duitse troepen tot stand was gekomen. Zij had toen nog de hoop dat haar Joodse echtgenoot spoedig naar huis zou komen, maar te vergeefs. Vier maanden later kreeg zij bericht dat hij in kamp Auschwitz was gestorven. "Mijn zus heeft mij in die tijd altijd bijgestaan en geholpen. Zij werkte op een tabaksfabriek en was mede daardoor een echte kettingrookster geworden en ik werd haar deelgenoot. Op mijn verjaardag kreeg ik een slof sigaretten, een zilveren aansteker en een asbak met de woorden: ‘een tevreden roker is geen onrust stoker’. Sinds die tijd ben ik gaan roken en doe het nog steeds want ik vind het heerlijk. ‘Rook jij ook?’ ‘Ja, en ik vind het ook heerlijk.’ ‘Dan roken we samen nog een Caballerootje’ zei ze met een lachje.
Eenmaal weer thuis gingen mijn gedachten weer terug naar die oorlogsjaren, de bevrijding en de rookgewoontes in de tijd toen nog alles op de bon was. Ik woonde in Hilversum en was een jongentje van 10 jaar oud. Op een dag kwam mijn vriendje Sjaakie mij ophalen en zei: ‘Wim, ik wil je iets laten zien, maar dat mag verder niemand weten want het is ons geheim, snap je.’ Nieuwsgierig als ik was ging ik direct met hem mee. Bij zijn huis aangekomen liepen wij door de achtertuin en kwamen bij een schuurtje. Hij opende de deur en ik zag overal potjes met tabaksplantjes. ’Dat is handel voor de toekomst, want ik word gek van dat peukies rapen’, zei Sjaakie. Je bedoelt buk shag?’ ‘Ja, dat doe ik voor Piet de bietser, die vent van de overkant, hij geeft een cent voor tien peuken maar dat schiet niet op.’ ‘Waarom mag niemand dat weten?’ ‘Nee joh, wat hier boven in het schuurtje ligt, bedoel ik.’ Hij zette een trapje neer klom naar boven en opende een luik naar het zoldertje. ‘Kom op’ riep hij, gehoorzaam volgde ik. Alles zag er keurig uit, er stond een tafel met een schemerlampje, een opklapbed, een paar koffers en een heel grote hutkoffer. Op de hanenbalken waren allerlei plaatjes met mooie meisjes geplakt. Zou dit het geheim zijn? Maar nee, ‘Wim, nogmaals beloofd is beloofd, niemand mag dit weten.’ Behoedzaam opende Sjaakie de hutkoffer en wat ik toen te zien kreeg was prachtig. Verschillende uniformen, een sabel, een marinepet, allerlei medailles en nog meer spullen wat met de zeevaart te maken had. Vol bewondering zei ik ‘wat mooi allemaal.’ ‘Ja, dat was van een Marineofficier die hier een half jaar ondergedoken gezeten heeft, hij leeft niet meer doordat hun schip getorpedeerd is toen ze naar Engeland wilde varen. ‘Maar nu komt mijn geheim’, Voorzichtig opende Sjaak een grote doos, wat we toen te zien kregen was haast niet te geloven. Twee kistjes met reusachtige sigaren, zoals Churchill die rookte, een rekje met goudse pijpen, Clan Fine Aromatic pijptabak, doosjes met Virginia sigaretten, pakjes North State, Lucky Strike en een slof Player sigaretten. ‘Dit gaan we verkopen en worden schat hemeltje rijk’ zei het zaken mannetje. ‘Weten je ouders hiervan?’ ‘Nee, natuurlijk niet, want dan word onze handel in beslag genomen.’ Een pakje sigaretten werd opengemaakt en met moeite kwamen er twee sigaretjes uit die hij voorzichtig in zijn borst zakje opborg. De hutkoffer en het luik werden gesloten, het trapje weggehaald en we verlieten het schuurtje. Bij de keukendeur aangekomen zei Sjaakie: ‘wacht even, ik moet eerst een doosje lucifers jatten en dan gaan we op de hei in een kuil zitten en roken ons sigaretje’. Even later zaten we in een kuil en namen het eerste trekje. Ik vond het vies en kreeg gelijk een hoestbui. Mijn buurmannetje riep: ‘kijk, zo moet het’, hij nam een trekkie en je zag de rook door zijn neus naar buiten komen, vol bewondering keek ik naar hem en moest gelijk aan de vader van Dick Trom denken: (’t is een bijzonder kind en dat is het’).
Op deze dag – dat is dus 71 jaar geleden- kwamen toch de herinneringen aan de bevrijdingsfeesten weer boven. In Hilversum was van alles te zien en te beleven. In de eerste plaats het terugzien van mijn Joodse schoolkamaraatjes die terug waren gekomen van hun onderduikadressen zoals Job, Benny, Sam, Rosa en Eefje met haar lange vlechten. Ook onze bevrijders en verzetsgroepen kregen we ruimschoots te zien in parades die door ons dorp trokken. We zagen binnenlandse strijdkrachten, Amerikaanse militairen, Britten, Schotten en Poolse soldaten, twee compagnieën Canadezen die met hun Tanks, Jeeps en andere gevechtsvoertuigen door de straten reden en overal met kauwgom, chocolade en sigaretten strooiden. Het was geweldig allemaal. We stonden dit alles te bekijken toen er een jeep voor ons stopte met achter het stuur een vriendelijk lachende Canadees die mij en mijn vriendjes uitnodigde voor een ritje. We kregen chocoladerepen en kauwgom want voor sigaretten vond hij ons te jong. Zijn naam is nog vele jaren in ons gezin genoemd omdat wij hem goed leerde kennen tijdens een week dat hij als gast bij ons logeerde. Nu moet ik goed denken wat zijn naam was… Het begon met een R… Ja, daar kwam het weer boven Ray Baker, een geweldige kerel die je nooit zonder sigaret zag, maar dat was gewoon in die dagen want je wist niet beter dat roken erbij hoorde. Je zag het bij je familie, vrienden, kennissen, boeren en buitenlui. Ook politici, artiesten, schrijvers en filmsterren zag je met een sigaret, pijp of sigaar. Godfried Bomans rookte een pijp, Harry Mulisch was ook een pijproker. Toon Hermans, Wim Sonneveld en Wim Kan waren sigarettenrokers en Simon Vinkenoog rookte zijn marihuana jointjes. En niet te vergeten Jozef Luns en Winston Churchill met hun eeuwige sigaar en James Stewart met sigaret tussen de lippen.
En wat hebben we genoten van Marlene Dietrich die haar sigaretten met een lang zilveren pijpje rookte. Abbott en Castello, beter bekend als de dikke en de dunne, waren naar ik meen de eerste sigarenrokers op het witte doek.
Vanaf mijn achttiende jaar ben ik ook in de ban van dit verslavende genotsmiddel gekomen. Bijna al mijn vrienden uit de Jazz wereld van die tijd rookten en ik deed dapper mee anders was je een watje en hoorde er niet bij. Ik rookte Caballero zonder filter en af en toe een zwaar shagje van de weduwe van Nelle. Jaren later heb ik meerdere keren geprobeerd te stoppen maar dat is nooit echt gelukt. Op een nacht droomde ik over dat stoppen en kwam op een idee. De volgende morgen was ik de eerste klant van de tabakswinkel in de Binnen Oranjestraat. Ik kocht tabak en een pijp en zei tegen eigenaar Jan: ‘Nu, heb ik iets om echt te stoppen.’ Maar ja, de tabak en rookverslaving is gebleven, ook de happenings bij het Lieverdje op het Spui in Amsterdam hebben mij en veel anderen niet geholpen. Het was wel een spannend gebeuren met die anti-rookmagiër Robert Jasper Grootveld die zich later bij de Provo beweging aansloot.
Het laatste wat ik over hem hoorde ging over het Witte fietsenplan, wat nu in 2016 ook weer actueel is.
Over fietsen denkend kwam bij mij een liedje van zanger/ gitarist Eddy Cristiani boven: "Spring maar achter op. Mijn achter band is wel wat zacht maar het geeft niet lieve pop, spring maar achter op spring….maar achter op.’
Dat heeft zijn Henny gedaan en later zijn ze een sigarenwinkel begonnen.
Voor mij is het nu de hoogste tijd voor een sigaretje daarom eindig ik met Reihard Mey:
‘Was ich noch zu sagen hätte dauert eine zigarette und ein letztes Glas im stehen’.