Een Hondenbestaan

EEN HONDEN BESTAAN
 
 
Na 51 jaar wil ik zoveel mogelijk herinneringen uit mijn geheugen aan ’t papier toevertrouwen. Dat valt niet mee, er komt steeds weer iets boven, maar niet in de juiste volgorde na al die jaren. Tegenwoordig schrijf ik alles in mijn dagboek wat ik sinds 1997 toen ik in Landsmeer kwam te wonen met regelmaat doe. Maar terugkomend op de gebeurtenissen van toen, denk ik aan onze eerste hond die wij als afschrikkende bewaker graag in huis wilde hebben. Jan had hem in ’t asiel uitgezocht maar zoiets moet je samen doen, ik had niets met dat dier en kon me er niet aan hechten. Het was een bastaard herdershond met de naam Rex, die bij aankomst gelijk met de functie waakhond op de loonlijst kwam. De hond was ongeveer 2 jaar, heel groot en oer lelijk . We probeerden hem van alles aan te leren, maar nog meer af teleren. Het was een complete ramp, alles ging aan flarden, hij luisterde niet, deed zijn eigen zin en had maling aan ons. Wanneer wij in de winkel aan ’t werk waren deden we Rex in ’t dag verblijf waar de deur naar de binnen plaats open stond. Die binnen plaats grensde aan de huizen van de Vinkenstraat waar zich de keukens van 1 tot 5 hoog bevonden. De meeste bewoners van die tijd namen het niet zo nou met de normen en waarden en hadden. lak aan alles en ieder één. Het merendeel van die mensen waren regelmatige café bezoekers en kwamen dikwijls zwaar beschonken thuis met als gevolg heftige ruzies, scheldpartijen en gooien en smijten met van alles en nog wat. Zo was de vorige avond op 3 hoog een hevige vechtpartij geweest en was er een ruit kapot gegooid met als gevolg, glas op de binnenplaats maar ook het nodige huisraad hebben wij gevonden. Er lag een pan, een wasteil, een zwabber en een lampen kap en dat kwam buurman Janus dan doodleuk weer ophalen. We zeiden natuurlijk dat het niet prettig was om steeds rotzooi van anderen te moeten opruimen maar hij zei ‘dat klere wijf zat weer te zeiken en dat pik ik niet.’ Daar moesten wij het dan mee doen. Het ging maar door van alles werd naar beneden gegooid. Sigaretten peuken, restanten makreel een bokking in een krant en ook gebruikte scheermesjes. Rex vrat overal aan en op een morgen toen hij hijgend met iets blinkends op zijn tong naar binnen kwam bleek dat weer zo’n scheermesje te zijn. Het werd ons te veel. We zouden met die man praten, toen hij sigaren kwam kopen maakten wij de afspraak dat er niets meer naar beneden gegooid zou worden.. Nee ik gooi niks meer naar beneje, dat beest hij had wel dood kenne bloeien. Is dat beloofd? Ik zweer ’t op me eige oge zei Janus.
 
Op een dinsdag middag moesten we met Reiniertje ergens naar toe, we hadden de binnen-plaatsdeur afgesloten en Rex moest binnen blijven en de boel bewaken. In het dagverblijf had ik een grote pan met rijst een half brood en een pond hart klaar gezet, tevens een pan water dus het ontbrak hem aan niets naar mijn gevoel. Maar de schurk dacht er anders over en heeft zich tijdens onze afwezig-heid volledig uitgeleefd. Hij had een schoen van Jan aan flarden gescheurd, een kussen en een speelgoed beertje gesloopt, maar het ergste vond ik dat hij de houten armleggers van onze makkelijke stoeltjes tot splinters had geknaagd. Kwaad riep ik: ‘die rot hond moet weg, ik vind het een kreng!!’ ‘Ja, er moet wat gebeuren’ vonden ook de mannen. ‘We nemen hem zondag mee naar Landsmeer en kijken of er daar iemand te vinden is met een kennel of zo.’ Dan zitten we nog vier dagen met dat rotbeest dacht ik bij me zelf. Maar ja, in voor en tegenspoed had ik beloofd dus ik hield me rustig. Zondag’s gingen we naar het huis van mijn ouders, met Rex aan de riem kwamen we binnen, ome Klaas Dil zat aan de koffie en riep verbaasd, ‘wat een enorm beest hebben jullie bij je.’ Jan maakte de riem los, en weer ome Klaas, ‘Het lijkt wel een kalf, maar dan één met een hondenkop.’ Wij vertelde ons verhaal en dat wij Rex niet konden houden. Ome Klaas wist in Purmerend, wel een plekje voor die hond Het zijn jonge mensen die zien het als een uitdaging om dieren met gedrags problemen te helpen en daarna te herplaatsen. Ik zal het aan hun vragen. Dus moest de hond eerst weer mee naar Amsterdam. De volgende dag op maandag morgen, had ik al vroeg een pot pruttel koffie gezet. Ik liep met Reinier voor me uit de trap af in één hand droeg ik die hete kan koffie. De schoentjes die ik droeg waren pas verzoold maar bleken veel te glad. Ik gleed uit, probeerde de kan nog recht te houden maar de dop vloog eraf en al vallend vloog de hete koffie in mijn gezicht en over Reiniertje. We vielen tot onderaan die trap tegen de deur die niet open ging om dat die grote hond er voor lag. Ik schreeuwde ‘We verbranden allebei!!!’ De hond werd weg getrokken, de deur ging open, vader greep Reinier en hield hem onder de koude kraan. Jan depte mijn gezicht met een natte handdoek. ‘En de klanten dan’ wist ik nog uit te brengen. ‘Die wachten maar even’ zei opa. Woensdag morgen belde ome Klaas dat Rex naar Purmerend kon komen. De mannen hebben hem die zelfde avond weggebracht.
Blij, maar hondsmoe, probeerde ik die nacht te slapen.