Leven en Dood
De buurt waarin ik opgroeide werd gedomineerd door de Heilighartkerk aan het Dr. Kuypersplein. Bijna al mijn vriendjes waren katholiek, met als gevolg dat ik als hervormd ventje mij soms ook rooms gedroeg om er ook bij te horen. Enkele jongens waren koorknaap of misdienaar, ik ging ook wel eens mee naar die kerk als een soort schijnheilige die de orgelklanken en de wierook opsnoof. Veel van die dingen zijn mij bijgebleven van de hoog- tot de nachtmis en vooral de mooie kerststal met een knikkende Jozef als hij een muntje kreeg.
Ook mijn buurmeisjes heb ik als bruidjes naar die kerk zien gaan: de Heilige communie noemden ze dat geloof ik. Op mijn zevende jaar kwam ik op de lagere school aan de Dalweg te zitten. Het Groen van Prinster Instutuut, een christelijke lagere school die nog niet door de Duitsers gevorderd was. Op het schoolplein was het een gezellige drukte, we werden ontvangen door een man met een snor en een mank been, dat hij tijdens de capitulatie opgelopen had. ‘Is dat de directeur?’ vroeg ik aan een grotere jongen die naast mij stond. ‘Nee, dat is mijnheer Slootman de concierge, een aardige man die als jarig bent een vertoning geeft met zijn echte toverlantaarn.’ Hij beklom het stoepje bij de deur en luidde een mooie koperen bel. Wij gingen naar binnen alwaar we ontvangen werden door een vriendelijke juffrouw die ons meenam naar het klaslokaal en daar je plaats aanwees. Het was een klas met dertig kinderen, waarvan meer dan de helft meisjes waren. Na een korte toespraak en het noemen van de namen kregen we een leesbord met mooie afbeeldingen en de woordjes aap, noot, mies; maar ook een telraam met rode en witte balletjes maakte indruk. De eerste schrijflessen vond ik prachtig. We kregen een penhouwder met een kroontjespen, echte inkt uit een potje,een schrift en we leerden blokschrift schrijven, wat ik nu nog steeds doe. Na een jaar werd het rommelig en onrustig op school De joodse kinderen kwamen niet meer en leerkrachten verdwenen naar onderduik-adressen. Dan was er weer les en dan weer niet; er zat geen regelmaat meer in. Echt les was er niet meer bij. Af en toe kwam een invalkracht, één ervan herinner ik me nog als de dag van gisteren. We moesten bij de rekenles tafels uit het hoofd leren en als je het niet kon liet hij het tafelmannetje komen. Dat mannetje was hij zelf, vermomd met petje en snor kwam hij bij je bankje staan, keek je streng aan en gaf je met een liniaal een tik op je vingers. Doodsbang waren we van die kerel; ook met aardrijkskunde zorgde je dat alles in je hoofd zat, want wanneer je een beurt kreeg moest je met een stok de plaatsnamen, zeeën en rivieren kunnen aanwijzen en opzeggen, alles onder bedreiging van dat nare tafelmannetje. Nee aan die man heb ik geen leuke herinnering. In sport was hij zeer bedreven en met een balspel een ware tovernaar. Op de buitenplaats deden we aan slagbal en dat was heerlijk om te doen. Juist toen ik dacht dat hij ook wel aardig kon zijn gebeurde er weer iets.Er werd gebeden op die school en je moest met gevouwen handjes en oogjes dicht luisteren. Zo gebeurde het dat de meester drukdoende was en ik aandachtig devoot voor mij uit zat te staren. Na het woordje Amen, keek hij mij aan en zei ; ‘Wimpie je hebt gekeken onder het bidden, waarop ik zei; ‘U ook.’ Brutaal ben je ook en je weet wat dit betekent.Woensdag nablijven en strafwerk maken!’ Nee dan juffrouw Wolters, dat was een echte schat, ze gaf ons tekenles en vond mijn tekeningen heel mooi. Ik was heel blij, ze keek mij aan en zei: ‘ dat heb je prachtig gedaan!’ Ik deed dan mijn best met een andere tekening om het nog mooier te doen. Later heb ik weleens gedacht, dat zij de eerste was waar ik verliefd op ben geweest. Ook toen ik ziek was en in een barak van het diaconessenhuis kwam te liggen heeft ze me opgezocht. Ik was heel erg ziek, om mij heen gingen kinderen dood, wat een diepe indruk maakte. Ik vroeg, ‘Juf ga ik ook dood?’ Ze keek mij aan met haar mooie blauwe ogen en zei,
‘Nee hoor ik kan je niet missen.....!’ Binnen een maand was ik beter.