Goede en slechte tijden

 
Weer een heel andere gebeurtenis wat mij diep geraakt had was er één met mijn zoons wat zich op een zondag afgespeeld had. Jan was met de administratie bezig, en ik ook druk op mijn manier. De jongens hadden hun nette kleren aan, wat met de nodige protesten was gegaan.Gertje vond ’t maar niks die nare kriebelige wollen prikkel broek, maar ja het stond hem zo leuk en moeders wil was wet dat wisten ze wel. We wilden graag dat de jongens een frisse neus haalden, Reinier werd gevraagd of hij een blokje om wilde gaan met Gertje. In eerste instantie vond ik het maar niks en gaf de opdracht om heel goed op zijn kleine broertje te passen. We keken ze nog even na en zagen Reinier en Gertje keurig hand in hand op de stoep lopen. Ze worden al zo groot, dus het moet kunnen zei Jan een beetje bazig. We gingen door met onze bezigheden, dronken zwijgzaam een kopje thee maar gezellig was het niet. Ik miste wat, het was te stil in huis zonder die drukke mannetjes. Ook werden wij al maar ongeruster, op mijn horloge kijkend bemerkte ik tot mijn schrik dat we al drie uur verder waren, de jongens waren nog niet thuis! Even later besloot ik naar de speelplaats op de Palmgracht te lopen in de hoop dat ze daar aan het spelen waren. Het was tevergeefs, ook de vader van Ronny was daar op zoek naar zijn zoontje. Toen ik weer thuis kwam zag ik door het winkelraam dat ze er weer waren en met Jan stonden te praten. ‘Wat zien jullie er uit en wat is er gebeurd?’ riep ik aangeslagen. ‘Rustig!!’ ‘Rustig!!’ ‘Laat Reinier zijn verhaal doen.’ Mijn vriendjes wilde naar het Westerpark maar ik kon niet mee om dat ik jullie beloofd had hier in de buurt te blijven om op mijn broertje te passen. Kom op, hadden de jongens gezegd dan gaat hij toch ook mee en wij passen ook op hem. De verleiding was te groot en Reinier trapte er in. Ze waren op het Haarlemmerplein nog even blijven kijken bij een vrolijke kerel met een prachtige antieke bakkers-kar. Hij was gekleed in bakkerskostuum, droeg een koksmuts en verkocht Berliner bollen. Met een heel harde stem riep hij telkens ‘Bolletje Bol,’ ‘Bolletje Bol,’ wie zijn vrouwtje wil trakteren moet mijn bolletjes is proberen, Bolletje Bol. De jongens vonden het prachtig en de hele middag hoorde je Bolletje Bol. Op het plein werd er gezegd dat je gratis met de tram kon dat was een actie van het openbaar vervoer. En de jongens waren in die tram gestapt, want Nico wist waar je eruit moest om in het Vondelpark te komen. Ik was blijven staan maar de conducteur riep gaan jullie nog mee of niet? Toen ben ik met Gertje ook ingestapt. We kwamen in ’t park en hebben eerst even op een bankje gezeten met een lekker snoepje die een van de jongens uitgedeeld had. Dat bankje stond langs een breed pad en daar naast lag een stuk opgespoten land van een meter of vier breed wat nog erg drassig en moerassig was. Er stond een waarschuwing bord bij maar daar stoorden de stoere knapen zich niet aan. Ze begonnen er over heen te rennen en als je snel was zakte je niet weg. Om de beurt heen en weer en gieren van ’t lachen, de lol kon niet op. Opeens hoorden we ‘Help!!’ ‘Help!!’ en zagen Gertje in ’t midden van dat moerras steeds verder wegzakken. Alleen zijn armpjes en hoofdje stak er nog boven uit. Reinier bedacht zich geen moment, ging plat op zijn buik in die modder liggen en greep zijn broertje bij één hand, tegen de jongens riep hij: ‘Houd mij vast aan mijn benen en trek zo hard als jullie kunnen.’ Ze trokken en trokken en ’t lukte. Gert stond onder de modder weer op de kant. De lol was er af en toen zijn we snel naar huis gegaan. We waren onthutst en kwaad. Jan zei: ‘je moet eigelijk een pak op je mieter hebben,’ maar we zijn ook trots op onze oudste zoon die toch maar z’n broertjes leven gered. had. Gniffelend verteld Gert nog wel eens dat hij op die manier wel van die rottige kriebelige pukkeltjes broek is afgekomen....
 
Schuin aan de overkant boven de bakkerij woonde Evert een grote simpele kerel met het verstand van een tien jarige. Hij woonde er sinds zijn moeder overleden was helemaal alleen, met alle gevolgen van dien. Vaak stond hij met zijn grote lichaam en gezicht vol vriendelijke plooien voor z’n raam naar buiten te kijken en dat was wel eens storend, om dat mijnheer regelmatig in zijn blootje seksuele handelingen stond te verrichten. Zijn over-buurvrouw zat voortdurend met hermetisch afgesloten overgor-dijnen en ergerde zich wild aan die kerel. Evert op zijn beurt liep overal te vertellen, die vrouw bij mij aan de overkant zit altijd naar mij te gluren en dan steek ik mijn tong uit. Meestal zat hij te tekenen en kreeg van ons wel eens tekenpapier en kleur potloden. Voetbal vond hij prachtig en Ajax was zijn clubje hoorde ik hem eens zeggen en wat bleek, een man van de Brouwersgracht nam hem wel eens mee naar ’t stadion . Als hij na af loop weer thuis kwam tekende hij niet onverdienstelijk karikaturen van bekende voetballers uit die tijd. Bij menig winkelier hing een Cruyffie of een tekening van Willempie toen ik hem vroeg ‘wie is Willempie?’ Hij staarde mij aan en zei: zie je dat dan niet, dat is ‘de kromme’ ‘Willem van Hanepen.’ We hadden erg met hem te doen en stonden altijd voor hem klaar als er weer eens problemen waren. Zo rende hij ook eens huilend binnen en riep, ‘ik ga dood!!’ en wat bleek, hij had een bloedneus. Annie een klant van ons stond juist een pakje zware shag af te rekenen zij greep Evert bij zijn jas, drukte hem op de trap met zijn hoofd achter over en met een zakdoek heeft ze wel een half uur zijn neus dicht geknepen. Toen hij weer weg was bedankte ik haar en hebben we nog even koffie gedronken. ‘Wat een stakker die man, die hoort toch in een inrichting vind je niet?’
 
We hebben op een keer Evert op bezoek gehad en dat was ook een belevenis van je welste. Het was een heel koude december maand en kerstmis was aan gebroken. Bij ons was het lekker warm in huis met op elke verdieping een brandende kachel. Maar het was gort droog geworden door die kachels en uit voorzorg stond een emmer koud water bij de kerstboom en had Jan een natte spons voor de andere kaarsjes bij de hand. Naar buiten kijkend zagen wij dat het behoorlijk sneeuwde en dat bracht mij op het idee om een plaat op de draaitafel te leggen en even later zongen we met Bing Grosby I’m dreaming of a White Cristmas. Ik keek naar de overkant, zag de sneeuwvlokken dwarrelen en een eenzame zielige Evert in zijn winterjas voor ’t raam zitten. Mijn ziel vulde zich met medelijden en ik zei: ‘Jan moet je die man zien zitten, wat zielig hè’ We bleven stil staan kijken en toen verzuchte ik ‘Ja dat is nu zijn kerst.’ Na een paar minuten waren we het eens de jongens hadden ook geen bezwaar, dus we nodigden hem uit om bij ons te komen eten. Jan heeft hem opgehaald en het werd gezellig met een zichtbaar genietende Evert. Ik had naar mijn gevoel een prima kerst diner gemaakt en de tafel feestelijk gedekt met ons mooiste servies. De rollade was gesneden, de soep stond te pruttelen en de groente en aardappelen stonden op een laag vuurtje. Evert zat te snuiven en zei: ‘duurt ’t nog lang, want ik heb zo’n honger’ De jongens gniffelde en ik riep vanuit de keuken ‘Aan tafel!!’ daar zaten we dan, eerst met een pasteitje, toen een heerlijke soep, daarna de rollade, twee soorten groente, aardappelen, peertjes en lekkere jus. Evert zat echt op z’n gemak, prakte zijn aardappels en maakte er twee bolvormige hoopjes van met op elk een stukje peer. Wij lieten hem begaan maar volgden elke beweging, opeens ging hij rechtop zitten en riep enthousiast ‘kik’ ‘lekkere tieten!!’ De jongens gierden van de lach en wij zaten er een beetje beschaamd bij. Om de zaak nog een beetje te redden riep Gert ‘Prettig kerst feest!’
 
Dan woonde er nog een uitzonderlijk figuur op één hoog bij ons aan de overkant. Het was een oud verschrompeld wijf met een bleek ovaal gezicht waarop een enorme bril prijkte. Altijd zat ze met opengeschoven raam en terroriseerde de hele straat. Menig één was een verdachte, een dief, zakkenroller of nog erger een moordenaar. Ontelbare keren kwam de politie opdraven en dan schreeuwde ze ‘wijzend met haar wandelstok’ afschuwelijke nare dingen, zo ook over ‘n buurman die een inbreker was en dat ze zelf had gezien dat ie allemaal lere jassies naar binnen droeg. Op een morgen stopte een politie auto voor haar deur en belde aan. Het duurde even, toen schoof ze haar raam naar boven, stak haar leleijke hoofd naar buiten en schreeuwde: ‘daar moet je zijn’ en wees naar onze winkel. Hij en z’n zoon hebben samen een pompbediende vermoord, ze stoppen hash in de shag, die meiden die daar komen zijn hoeren. Twee agenten kwamen binnen en zeiden, weer loos alarm, sorry voor het ongemak, het is een lastige vrouw, we kennen haar al een tijdje, maar als we gelijk doorrijden blijft ze bellen. Ze liepen naar buiten en weer stond dat nare wijf te schreeuwen, nu was het de moeder van de groenteboer die had een gestolen bontjas aan, haar schoondochter had al haar mooie kleren uit haar kast gejat en voor veel geld verkocht. Ik zelf had wel eens gezien dat ze met haar dochter aan het vechten was en dat kon ik me voorstellen want ’t was echt een rot mens. Als ze buiten liep met haar wandelstok, liep ze nooit op de stoep, néé op straat en als er een fiets passeerde werd ze pis nijdig en probeerde haar stok tussen de spaken te steken, iederéén was een vuile hoer, slet of klerelijer. Op een keer liep ze op de Haarlemmerdijk midden op straat richting Albert Heyn met achter zich een hele rij luid toeterende auto’s. ‘Vuile…Vuile… Aso’s schreeuwde ze’ ondertussen wild met haar stok zwaaiend. Lia Allis zag het gebeuren en trok haar op het trottoir. ‘Blijf met je poten van me af,’ ‘Spook van de opera !!’ riep ze nog. Ze werd gekalmeerd en de rust keerde terug. Medelijden konden we niet meer opbrengen, zielig vonden we het wel, als je op zo’n manier je oude dag moet beleven.