Indische Nedelanders
INDISCHE NEDERLANDERS.
Diepdenkend aan vroegere jaren was ik wederom verbaast wat uit zo’n oude hersenpan weer te voorschijn komen kan. Het was 15 augustus 1945 toen de Japanse Keizer Herohito capituleerde en ook de Japanse troepen op Java, toen nog Nederlands Indië, zich overgaven aan de geallieerden. Maanden later werden ook de krijgsgevangenen en mensen uit de interneringskampen bevrijd. De verhalen kwamen bij stukjes en beetjes bij ons Hilversummers binnen. Zo hoorde ik als jong ventje van elf jaar dat veel familieleden van ons in die kampen hadden gezeten of als dwangarbeider aan de Birma spoorweg gewerkt hadden. De Nederlanders waren in het algemeen geschoolde mensen met beroepen als advocaat Indisch recht, correspondent, beheerders van rijstvelden, koffie, thee en rietsuikerplantages, cacao, rubber en specerijen horen ook in dit rijtje thuis. Zij werden gezien als de mensen die behoorden tot de hogere klasse of hogere middenstand. Het zware werk werd uitsluitend door de inlandse autochtone bevolking en allochtonen, zoals Afrikanen en Chinezen, gedaan.
Er kwamen huwelijken met Indische meisjes tot stand en de kinderen daarvan werden halfbloedjes genoemd. Het was naar ik meen 1946 toen we met de eerste repatrianten te maken kregen. Onze dienstplichtige militairen en oorlogsvrijwilligers naar Indië en naar Holland kwamen veel blanke en Indo-Europeanen. Bij ons op de Hilversumse lagere school kregen wij ook kinderen uit dat warme land in de klas om hun leerplicht te vervullen. Het waren drie jongens en zeven meisjes. De meisjes met hun bruine huidjes vielen erg in de smaak bij de meeste Hollandse jongens en sommige zijn inderdaad later met elkaar getrouwd. Als ik terugdenk aan die tijd komt de naam Dounja weer naar voren. Het was een mooi slank meisje met vele kwaliteiten. Op zekeren dag was zij jarig en met een paar andere klasgenootjes werden wij uitgenodigd om kennis te maken met haar familie die tijdelijk in een pension op de Vaartweg verbleven. Toen we daar aankwamen werden wij ontvangen door een jongeman, keurig gekleed in een zwart jasje, witte broek en een hoofddeksel. ‘Salamat Siang’ (goedendag) was zijn begroeting. Hij ging ons voor naar de eetkamer waar de hele familie Hetger aan een grote tafel op ons zaten te wachten. De pensionhoudster kwam binnen en zei: ‘ Hartelijk welkom namens de hele familie, ze willen graag dat ik hen even aan jullie voorstel, dus gaan we bij deze het rijtje af. Oma nonja: (mevrouw) Hira,
Moeder nonja Alapi, de jarige Dounja, haar zusjes Jamin, Malani, Saroja en broertje Dannie. Met een beleefd knikje werd deze ceremonie besloten. De grote eettafel was keurig gedekt, er stonden bakjes met nootjes, zoutjes, krupuk, glazen en karaffen met water. Op een klein tafeltje er naast stond een koffergrammofoon die krontjong muziek ten gehore bracht. Uit de keuken kwam kokkie: (keukenmeisje) Moesja in haar Sarong en hagelwitte Kabaja. Ze had een dienblad met daarop drie schalen vol dampende loempia’s die ze op tafel zette, en met haar mat bruine gezicht keek ze ons aan, maakte met haar hand langs haar oor een zwaai beweging en zei met een lachje: ‘Lezat’(lekker).’ ‘Selamat Makan’ (smakelijk eten). Even later kwam ze weer, nu in gezelschap van Timo de djongos: (bediende) in zijn keurige pak. Ze droegen schalen vol gerechten: Nassi tim (rijst met kip), Katjang idjo(boontjes met taugé). In een klein schaaltje zat een geel sausje. Ik vroeg aan Dounja wat het was. ‘Bawang poetih, dat noemen jullie knoflook, je moet het allebei eten anders is het vies als je elkaar zoent giechelde Doenja, want het blijft heel lang ruiken.’ Het bleef gezellig, we hebben gezongen, gedanst, stoute mopjes verteld en veel gelachen. Even later waren we in de tuin op een bankje gaan zitten. Ik vroeg aan Doenja: ‘waarom was jullie vader er niet bij?’
‘Die is nog op zijn werk in Indië, hij is officier in het Koninklijke Nederlands-Indisch leger (KNIL). Ze konden hem nog niet missen maar voor ons vond hij het te gevaarlijk worden en beter dat wij alvast naar Nederland gingen. Het huispersoneel wilde ook mee, en wat deed mijn vader, hij heeft de overtocht voor ons allemaal betaald en geregeld en nu zijn wij met de hele club ‘Indische-
Nederlanders’ geworden zei ze een beetje eigenwijs.
Met veel mensen uit deze bevolkingsgroep heb ik in latere jaren beroepsmatig te maken gekregen. Het begon op mijn 16 jarige leeftijd. Ik had in Amsterdam gesolliciteerd en was als jongste bediende aangenomen op het Thee makelaars kantoor van de firma Bakker & Co. Ik kreeg een opleiding als leerling theeproever en thee-mélangeur. Dat ging me goed af en algauw werd ik betrokken bij het keuren, beschrijven en taxeren van theeën die uit Indië kwamen. Op dat makelaarskantoor werden zaken gedaan met importeurs, handelshuizen en banken die belangen hadden bij theeplantages en hun planters. Zo kwam ik ook op de Amsterdamse theeveilingen in de Brakkegrond terecht.
Dat was een gebouw aan de Nes waar alle theeën van over de hele wereld geveild werden. Ons kantoor stuurde theemonsters naar klanten in Nederland, België en Duitsland en dan kwam er wel of geen verzoek om een aantal kisten of kavelingen te kopen. Mijn opdracht was te bieden op diverse partijen afkomstig uit Java, Sumatra, Borneo enz. Het ging voornamelijk om blad thee, zoals Souchon en Oranje Pecco.
Gunung Slamat (Welkom’s berg op Java)
Lange tijd is dat doorgegaan tot dat er berichten kwamen dat Indië een soevereine staat wilde worden. Ook kwam de Japanse bezetting opgang met alle gevolgen die we kennen. Er vonden hevige gevechten plaats. Britse troepen, Nederlandse militairen Molukkers en andere KNIL militairen vochten tegen Japanners en Indo paramilitairen. Uiteindelijk volgde de Japanse capitulatie en ook het streven van Indië om zelfstandig te worden kwam opgang, met als gevolg dat miljoenen mensen het land wilden of moesten verlaten. De denkbeelden van de vroegere Indisch Partij van de Indo-Europeaan Ernest Douwes Dekker (Multatuli), de bekende man van het boek Max Havelaar, kwamen weer op gang. Die zelfstandigheid hebben we aan hem te danken werd door menig Indo gezegd. Hij is dan ook uitgeroepen tot Held van Indonesië en was ook een voorbeeld voor Soekarno die de eerste president van Indonesië is geworden na de soevereiniteits overdracht.
Even een zijsprong: Douwes Dekker is de eerste Nederlander die gecremeerd is i.p.v. begraven.
Het is een lange tijd stil gehouden hier in Nederland want zowel Joden als Indische-Nederlanders konden hun emoties na die oorlogen niet kwijt. Dat is nu gelukkig hersteld, er zijn gedenkdagen en monumenten en dat moeten we in eren houden. Om bij dit verhaal te blijven al deze mensen van de vroegere Birma–spoorweg, tevens de mensen en kinderen uit de kampen Semarang en Malang, de KNIL militairen waaronder 4000 Molukkers met gezinnen, soldaten van Afrikaanse afkomst, mensen uit Nieuw-Guinea, de 500 Papoea’s met hun gezinnen en de spijtoptanten, dat waren mensen die spijt hadden gekregen van hun keus voor het Indonesisch staatsburgerschap hebben een Nederlands paspoort gekregen. Daarom zeggen al deze mensen: Terimakasih Banyak (Heel veel dank).
En ook wij Nederlanders op onze beurt zijn blij met de vele artiesten uit de tropen. Om er een paar op te noemen die op mij een bijzondere indruk hebben gemaakt: Wieteke van Dort, Willem Nijholt, Adriaan van Dis, Anneke Gronloh, Sandra Reemer, de Tielman Brothers met hun Black Eyes Rockband en de broers Riem en Ruud de Wolff van zangduo The Blue Diamonds.
Waar ik ook dankbaar voor ben is het heerlijke Indische eten, dus wie weet tot ziens op de Pasar Malam want daar kan je proeven en smullen van diverse exotische hapjes en drankjes die je dat blije gevoel geven dat je nooit wil vergeten.
SELAMAT SIANG (goedendag).