Diner praatje
dinerpraatje
Het was woensdag 2 januari 2002, een ijzig koude dag, en er lag een laagje sneeuw.
Na een voedzaam gezellig avondmaal zaten we met ons eetgroepje aan een tafeltje, wat we vol met euromunten hadden gelegd.
‘Wat moeten we nu betalen voor een cappuccino?’ Vroeg Evert.
‘Vijf en dertig eurocent’, zei onze nieuwe tafelgenoot, een heer van standing waarmee wij de vorige maand kennis gemaakt hadden. ‘Hij weet alles’, zei Inge. Intussen was Frans de kok uit de keuken, na gedane arbeid, ook nog even bijgeschoven en mengde zich in het gesprek.
‘Hoe maak je van guldens euro's?’ ‘Omwisselen’ zei onze nieuwe vriend, ‘dat kan ook, maar je moet ze in het stopcontact doen, dan krijg je ook 220’, zei hij lachend. ‘Is de jaarwisseling rustig verlopen?’ Vroeg Jan een senior uit de buurt, die ook vaak van de partij was. ‘Ja hoor, en gelukkig is het weer voorbij’, zei iemand. ‘Nou, wat ik gisteren heb beleefd’, begon Jan met zijn verhaal. ‘Ik stapte op de sneltrein van Hilversum naar Amsterdam, en was verrast dat hij op tijd vertrok. In de eerste klas rookcoupé kwam ik tegenover een uitzonderlijk goed geklede heer te zitten, de man diepte een gouden sigarettenkoker uit zijn colbert, nam een sigaret, waarmee hij driftig op de koker begon te kloppen. Toen keek hij mij aan en vroeg, kunt U mij aan een vuurtje helpen? Ik haalde mijn Zippo lighter te voorschijn, en gaf hem vuur. Geen bedankje kon er af en hij bleef me maar aankijken die engerd, ik werd er iebel van. Na ongeveer vijf minuten kwam gelukkig de conducteur de coupe binnen en vroeg om de plaatsbewijzen. Ik gaf hem mijn kaartje, en toen opeens begon die kerel op mij wijzend te mompelen dat ik hem beroofd had. Ik schrok me rot, en zei: wat zegt U? Ja, hij heeft mij een vuurtje gegeven en ondertussen mijn horloge en mijn Ajax-spelt gejat. Ah, man je ziet ze vliegen, zij ik geheel ontdaan. Ik stond op en zei tegen de conducteur: ‘fouilleert U mij maar’. ‘Dat mag ik niet doen, maar een ogenblikje geduld, dan zal ik kijken wat we eraan kunnen doen’. Hij drukte op een knopje van een platvormig apparaatje, en prompt verscheen er een soort politieman, die gelijk vroeg wat er aan de hand was. ‘Die man zegt dat ik hem bestolen heb’.
Op dat moment ging de man z'n mobieltje piepen. Hij hield dat ding tegen zijn oor en we hoorden hem zeggen, ‘wat fijn, bedankt dat je gebeld hebt en tot vanavond. Dat was mijn vrouw, en de zaak is opgelost, de spullen lagen op mijn nachtkastje’. ‘Gelukkig!!’ riep ik. ‘Maar mijnheer U heeft mij goed beledigd en in mijn eer aangetast’. ‘Ja, en vals beschuldigd’, zei de beambte. ‘Daar kunt U een schadevergoeding voor eisen’. ‘Hoeveel kan ik ervoor vragen denkt U?’ ‘Op z'n minst 180 euro's’ was zijn antwoord. Ik dacht even na over deze schande en wilde net 400 euro vragen, maar werd met een schrik wakker, want door de intercom klonk een indringende stem: Eindbestemming Centraal station Ik stond op met de gedachte; gelukkig heeft zelfs de armste koe een leren jas.’