Sarphatipark Vogels

                      SARPHATIPARK.

 

Het was eind april toen mijn vogelvriend de toen tachtigjarige Wim Wories mij belde.

Ik was blij verrast toen ik zijn stem hoorde.

Hij was in de voorgaande maanden ernstig ziek geweest  en had  veel op bed gelegen.

Meerdere malen was ik op zijn kamer in verzorgingshuis Tabitha op bezoek geweest maar zag geen verbetering. Zelf was hij uitermate tevreden over de geweldige hulp en verzorging die hij van vrijwilliger Kees Scholten had gekregen. Wim kampte met een ernstig longemfyseem en bij vlagen ademhaling moeilijkheden. Maar nu was mijnheer zelf aan de telefoon en er klonk een duidelijke opgewekte stem. ‘Wat goed dat je weer op de been bent Wim.’ ‘Ja, sinds een paar weken voel ik me hartstikke goed en ben een heel ander leven begonnen.’ Even bleef het stil..... toen hoorde ik vrouwen stemmen.

‘Hier ben ik weer, ik moest even de pillen expeditie ontvangen.’ ‘ Sinds kort is hier Elsje.  een lief mooi  vrouwtje die stage loopt en mij een speciale behandeling heeft gegeven.’ ‘Ze

masseerde mijn spieren, rimpels en slappe borsten met een soort wonderdoekjes en heeft

gezorgd dat ik een nieuw soort pufjes heb gekregen die geweldig werken en er voor zorgen dat ik weer voldoende adem kan halen.

‘Het klinkt als in een sprookje Wim, wat fijn voor je.’ ‘Ja, in haar pauze geeft Elsje mij een privé behandeling maar ze is zo mooi dat ze wat dat betreft mij de adem ontneemt’ zei Wim

lachend. ‘Ook heeft ze meegewerkt dat ik een scootmobiel  heb gekregen op voorwaarde, dat ik dagelijks naar buiten ga om frisse neus te halen.’ ‘Nou dat doe ik dan ook.’ ‘Dagelijks ga ik via de Albert Cuypmarkt naar het Sarphatipark.’ Vanmorgen moest ik opeens

aan jou denken omdat jij ook zo met de natuur bezig bent.’ ‘Heb je morgen tijd om ook naar het park te komen?’ ‘Ja hoor, dat  lijkt me leuk,

hoe laat en waar zie ik je dan?’ Om tien uur ben ik bij het bruggetje met de waterval op het liefdeslaantje.’ ‘Welke kant van het park is dat?’ ‘Aan de Noordzijde, ingang eerste Sweelinckstraat.’ ‘Oké dan zie ik je morgen.’

Vijf voor tien was ik op de afgesproken plaats en daar zat Wim op zijn scootmobiel mij op te wachten. Hij zag er goed uit in zijn leren jasje, rode sjaal en ruitjes  pet. ‘Hallo, fijn dat je er bent, we gaan gelijk op pad, want er is hier enorm veel te zien en te genieten.’ ‘Ja een prachtig park in deze drukke Oud-Zuid buurt.’

‘Alles wordt hier prachtig onderhouden, dat zie je aan alle bomen, struiken, bloemen, planten, velden en waterpartijen. We passeerden een mooie grote kastanje boom en keken omhoog.

 

Ik vroeg: ‘hoe oud zou die boom zijn?’ ‘Dit is een meer dan honderd jarige witte kastanje boom, aldus mijn gids. Verder gaand zagen wij in een vuurdoorn een merelnest met drie piepjonge vogeltjes met  kale kopjes, die hun snaveltjes ver open sperde. Zowel moeder als vader vlogen af en aan om de kleintjes te voeren.’Wat aandoenlijk dat kleine grut’, was mijn opmerking.’Ja, er is nog veel meer, maar dat is niet in een paar uur  te bekijken, dus stel ik voor dat we vandaag de vijvers en de watervogels op de korrel nemen. Wim keek mij ondeugend aan en zei: ‘mag ik een sigaretje van je bietsen?’ ‘Dat is voor jou toch gevaarlijk!’ ‘Ja, gevaarlijk lekker’, kreeg ik te horen. Stiekempjes nam hij een paar trekjes.

Onder tussen vloog de mannetjes merel weer op het nest met een regenworm in zijn snavel.

Ik zei: ‘die worm heeft er ook niet om gevraagd!’ ‘Ja joh, dat is de natuurlijke kringloop, eten en gegeten worden.’ We gingen een eindje verder en zagen op een weiland allerlei vogels in groepsverband, kraaien, eksters, spreeuwen maar ook mussen waren er.Wim pakte z’n verrekijker en keek om zich heen. Kijk daar rechts voor het Sarphati monument staat een dode boom, daar zit elke dag op de zelfde plek een buizerd.’

 

‘Maar dat is toch een roofvogel, zitten die ook in de stad.?’ ‘Jazeker, ook valken, sperwers en uilen zijn geen uitzondering.  Een gezellig bankje stond uitnodigend te wachten, dus ging ik er op zitten. De scootmobiel werd er naast geparkeerd en Wim gaf observatie les. In deze vijver zie je vele soorten zwemvogels alhoewel

op dat paaltje zit waarachtig een witvleugel stern, eronder zwemmen een paar meerkoeten en waterhoentjes Even zaten wij rustig te kijken tot we opgeschrikt werden door een koppel grauwe ganzen.’ ‘Wat krijsen die beesten.’ ‘ Ja, net zo hard als die vervelende halsbandparkieten waarvan er hier in het park ook heel veel zitten.’ De heer Wories wees naar de overkant van het meer en zei: ‘daar bij dat riet staan een paar bontbekpleviers, kieviten, scholeksters en een blauwe reiger die met zijn kop tussen de schouders ineengedoken op wacht staat om een visje te vangen.’ ‘Waar komen al die vogels vandaan en hoe weten ze dit park te vinden?’ ‘Al vliegend verkennen ze de omgeving en als het bevalt strijken ze neer.’ ‘ Zo is het gegaan met veel soorten eenden en van de zwanen heb ik ook al drie soorten waargenomen.’ ‘Hoe herken je die watervogels eigenlijk?’ ‘Op de zelfde manier als de vogels in je tuin, dus aan hun kenmerken.’

 

Een fuut aan zijn kraag en oorpluimen een meerkoet heeft een wit voorhoofd en snavel en bij een waterhoentje is dat rood.’ Op zijn horloge kijkend zei Wim: ‘Ik moet er vandoor!’ Het is weer tijd om naar de senioren herberg te gaan, daar zien we elkaar vanavond ook weer hè?’ ‘Ja dat is goed’ zei ik nog, Hij startte

zijn mobiel en riep, tot vanavond bij de piepers! ‘Die zijn hier toch ook!’ riep ik hem na.

‘Hoe bedoel je? .....

’ Nou: ‘ GRASPIEPERS’ was mijn grapje.