Keerpunt
KEERPUNT
We wilden afbouwen en zochten naarstig naar een geschikt iemand die de zaak over kon nemen. In eerste instantie was er met de jongens uitvoerig over gepraat, maar door allerlei omstandigheden kon dat geen doorgang vinden. In de buurt was het bij sommige ook al bekend, dat wij stoppen wilden. Henk en Carla Bakker hadden interesse maar konden het financieel niet rond krijgen omdat ze ook het pand moesten kopen. Er kwam nog een jong stel uit de Vinkenstraat, heel aardige mensen die we uitermate geschikt vonden, maar ook dat ging niet door. Meerdere gegadigden dienden zich aan, Praten, praten, maar het wilde niet lukken.
Jan zijn gezondheid ging verder achteruit, hij kreeg pijn in z’n heup en lies, hoestte veel en werd hees. Weer volgden onderzoeken in het ziekenhuis, tot vervelends toe, telkens terug komen, maar hij kreeg niet te horen wat er aan de hand was. Nu moest hij op een vrijdag terug komen voor de uitslag van de scan, waarbij ik vanzelf sprekend mee ging. Marjan kwam ons halen en heeft ons naar het Onze Lieve vrouwen Gasthuis gebracht. We moesten wachten in de hal van de longafdeling. Het duurde nog even en wij zaten vol spanning te wachten op de longarts, die even later kwam en zei: mijnheer en mevrouw Oud wilt u mij volgen. Op zijn kamer zei de jonge arts abrupt: ‘U heeft kanker,’ wij kunnen niets meer voor u doen, ik kan u geen hoop meer geven. Wij schrokken geweldig en barsten in snikken uit. Marjan zag ons zo uit die kamer komen en begreep het al en heeft ons met tranen in de ogen naar huis gereden. Het slechte bericht van de longarts over Jan, gebeurde precies op de dag dat mijn schoonzus Rie jarig was en ik haar belde om te feliciteren en dit erge mede te delen. In treur stemming kwamen Reinier en Gert die avond er werd gehuild en we moesten besluiten nemen. Jan zei: bijna zonder stem, de winkel gaat niet meer open, en vroeg aan Gert of hij de verkoop op zich wilde nemen en de verdere dingen die afgehandeld moesten worden. We hebben een briefje op ‘t raam geplakt ‘Wegens ziekte gesloten!’
We probeerden nog van alles om Jan te redden, We zijn bij verschillende genezers geweest zoals Pieter van Vliet en ook een natuur genezer in Edam die in Amerika vijftien jaar met kanker patiënten gewerkt had. Jan kreeg het Moerman dieet, sap kuren en pillen mee, helaas niets mocht baten. Op 26 februari 1997 is mijn man op 62 jarige leeftijd overleden. Iedereen van de familie Oud heeft mij getroost en met raad en daad bij gestaan, ook mijn andere schoonzus Coby bleef de hele week bij mij. Ik viel in een diep gat en had nergens geen zin meer in.
Onder grote belang-stelling is Jan in Landsmeer begraven. De dagen die volgden was het heel stil in huis, in die periode hebben de kinderen me vaak opgezocht en getroost. Een paar keer per dag kwam ik op straat om Niek uit te laten en dan kreeg ik van alle kanten mede leven Gert was elke avond en in ’t weekeinde met de paparassen bezig, Reinier, Marjan en Yvon hielpen met de winkel voorraad opnemen en Gert verwerkte dat tot een eind balans, dat heeft die jongen halve nachten gekost, want overdag moest hij naar zijn werk, Reinier is een week lang, elke dag gekomen, om wat kleine dingen op te halen die mee naar Landsmeer moesten. Ook mijn vriendin Co hielp, en was een grote steun. Gert had ondertussen de zaak en ’t huis verkocht en alle andere zaken verder afgehandeld, zodat ik met een gerust geweten verder kon. Met Goof, de vader van Yvonne, broers Erik en Edwin, de jongens van Fa: Remago, vijf auto’s met aanhangwagen, Reinier, Gert, de hond Niek en de kat Okkie ben ik op 29 april 1997 naar ’t Noordeinde te Landsmeer verhuisd, waar ik door een hele schare vrouwen van de poets brigade met koffie opgewacht werd. Deze vrouwen hadden gestoft, gezogen, ramen gelapt de planten verzorgd, soep en broodjes gemaakt het was geweldig. Ik werd gekust door Yvonne en haar moeder Gerrie, Marjan en vriendin Co.
De verhuis ploeg brachten alle spullen naar de grote schuur en van daaruit werd er eerst gezorgd dat er tafels, stoelen en het bankstel binnen kwamen te staan zodat iederéén wat kon eten en drinken.Toen kwamen ook nog wat sympathieke buren om mij vriendelijk welkom te heten, het hele huis was stamp vol met al die mensen die het zo goed met me voor hadden. Hartstikke lief natuurlijk maar ik was doodsmoe en verlangde naar rust.
Daarna zit je daar helemaal alléén en je moet toch verder op dat keerpunt in je leven.
‘Ik moest opeens denken’ aan wat mijn correspondentie vriendin Truus ‘uit Den Haag mij eens schreef,’
Jij bent het niet alléén want, ‘Achter ieder gordijntje schuilt een pijntje.’