Ondernemers
In kabouterdorp nam het dagelijks leven
weer zijn normale gang. Ieder was er weer gezond en wel. Op de boerderij ging het goed met de beesten, in de tuinen was het een lieve lust, bij de vijvers ging ook alles naar wens en ook in het circus heerste harmonie. Maar de vraag naar goede sociale voorzieningen groeide met de dag. Er was behoefte aan een burgerlijke stand waar getrouwd kon worden, voor geboorte aangiften en vele
Ze werden hartelijk begroet door Margrietje die aan een tafeltje zat met een kaboutertje met een witte sloof en een koksmuts op zijn hoofd. ‘ Dit is mijn verloofde Joop Koekje, hij is kok en banketbakker in Arnhem maar wil graag
hier in dit dorp een brood en banket zaak beginnen als daar gelegenheid voor is.’
‘Dat komt goed uit want daar gaan we over vergaderen’ zei Baardje. Terwijl ze druk aan het praten waren viel een beker
met warme chocolade melk om op het tafeltje en druppelde het warme vocht op de broek van de koning. ‘O, wat vreselijk’
riep Margrietje. ‘Geeft niets’ zei Baardje,
het geeft te denken dat er ook een stomerijtje komen moet. ‘Dank voor jullie ontvangst en tot maandag.’ Baardje had met butler Joost de vergadering op de PC
voorbereid, ook de aanvragen voor de bouwvergunning waren de deur uit.
Nu maar afwachten wat er gebeuren gaat. Ze waren mooi op tijd, de zaal zat helemaal vol, de wethouders zaten achter een lange tafel en Joost stond achter een lessenaar van waaruit hij het woord ging voeren.
‘Hartelijk welkom allemaal, u weet waar het over gaat.’ ‘Wij willen graag een straatje met winkeltjes waar echte vakmensen hun beroep uit kunnen oefenen, dus een bakker, slager, groenteman, melkboer, kapper, schoenmaker, drogist, stomerij en waar nog meer behoefte aan is.’ ‘Een brillenwinkel’ riep iemand uit de zaal.
Even was het stil, toen gaf Joost het woord aan de heer Buidel van de gemeente. ‘Kabouter vrienden, wij hebben in goed overleg besloten om onze goedkeuring te geven aan dit unieke plan.’ ‘Echter op voorwaarden dat er geen
gewone mensen hier mogen wonen en werken.’ ‘Het moet een kabouterdorp blijven en dat geeft naar ons idee problemen, want waar halen jullie die kleine winkeliers vandaan?’ Joost zei:
‘dat is geen probleem, wij hebben heel veel mailtjes gekregen van kaboutertjes
dwergjes. lilliputters en zelfs een pygmee zat er bij en de geschiktste hebben wij al aangenomen.’ ‘Allen hadden hun vak in de grote mensen wereld geleerd.’
Mijnheer Buidel zei ook nog ‘dat bouwen en bestraten en de aankleding gaat nog maanden duren.’ ‘Nee mijnheer zei Joost,
U bent in een sprookjes wereld terecht gekomen, let maar eens op als u straks buiten komt.’ De butler pakte met zijn rechterhand de ketting die hij onder zijn hemd droeg en met zijn linkerhand wreef hij driemaal over de toversteen.
Iedereen keek aandachtig toe. Joost sprak ‘O, lieve fee, help en geef ons het straatje met de winkeltjes en de vakmensen die daar bij horen!’
Hij sprak heel voorzichtig: Jeetje, jeetje, Xaviertje, sprookjes bestaan echt!!’