Opening Scheepsvaartbuurt

    

               FEESTELIJKE OPENING VAN DE     

                        SCHEEPVAARTBUURT.
   

 

Met de oprichting van de stichting, Haarlemmerbuurt – Scheepvaartbuurt, is alles begonnen. Ons bestuur bestaande uit Joop Vos, Wim Lassing, Hans Allis en secretaris Paul Hoftyzer hebben met pijn en moeite het promoten van de buurt in ruimste zin voor elkaar gekregen. Er was veel belangstelling,

we kregen medewerking van alle kanten, ook van een schilder die aanbood om de betonnen

paaltjes te schilderen. ‘Ja, ik ben zeeman en voel me prettig met de geur van pek en teer’.

We financierden  onze activiteiten uit

donaties van de winkeliersvereniging, particulieren fondsen, de VVV, rederijen en de gemeente Amsterdam. Twee  avonden per week kwamen we bij elkaar en bespraken de meest noodzakelijke dingen. ‘ De bedoeling is dat ook het uitvoeren van restauraties en renovaties onze aandacht krijgen’ zei Paul. ‘Ja dat is zeker belangrijk, maar nu moeten we eerst voor het openingsfeest gaan zorgen’ was mijn mening.

‘Wat staat er op de agenda?’ De feestelijke opening zal tijdens de drie daagse braderie op zaterdag 6 juni 1981 ’s morgens om 11 uur plaatsvinden bij de Eenhoornsluis.

Wat doen wij met die opening?.

 

 Joop, nam het woord :

‘We gaan allemaal gekleed in kostuums uit  de Goudeneeuw, Hans, begint met een toespraak, daarna wordt een kanon van Vestingmuseum Naarden afgeschoten. Dan een optreden van de theatergroep van Rob van Reijn, Drumband De Palm en tot slot, ’t uitdelen van een oorlam tijdens een concert van de scheepstoeters.’

‘O, ja en op vrijdag 5 juni komt het Walenburgs

Vuilhormonisch orkest en dat beloofd ook heel wat.’ Tevreden keerden we huiswaarts.

De rest van het voorjaar bestond uit het aankleden van de scheepvaartbuurt. We hadden inmiddels 21 nautische objecten op straat geplaatst en 500 betonnen Amsterdammertjes met een zwart jasje en een wit koppie stonden te glimmen, je kon voor elke deur aanleggen, zo leek het wel. De kramen waren besteld, muziek was geregeld, bloemenmeisjes, zeeverkenners, platbodems,  de bruine vloot , de kanonniers, Rob van Reijn ,  hammond organist Gert Oud en vele anderen waren er bij betrokken. De straten werden met vrolijke vlaggetjes gepavoiseerd  en de winkels straalden ook het scheepvaart gebeuren uit. Kortom wij waren er klaar voor.  Een heer uit de Vinkenstraat stond voor de etalage van mijn winkel, stak zijn duim omhoog en riep: ‘GOEIE VAART’.

 

Als ik terug denk, hoe wij het voor elkaar hebben gekregen om het  beroemde

Vuilharmonisch orkest naar onze buurt te krijgen, herinner ik mij het volgende. Met de bestelbus van Joop Vos reden we naar de Montelbaanstraat. Het tehuis onbehuisden "WALENBURG” was niet moeilijk te vinden want op het stoepje zat dirigent Harm van Ruth al op ons te wachten. Hij groette met een grijns op  zijn bolle gezicht en zei: ‘Ik wist dat jullie zouden komen, we gaan nu meteen naar de directeur toe.’ Hij richtte zich moeizaam op en ging ons voor met zijn rollator. Met een slakkengangetje kwamen wij in een  grote kamer waar tussen allerlei muziekinstrumenten de heer Wim van Pas op ons zat te wachten.  We werden ontvangen door een  joviale man, die met bevlogen woorden over zijn mannen sprak.

Na een beker koffie, vertelde hij over zijn bewoners. ‘Mannen die een straatverleden hadden en in de problemen waren gekomen door misbruik van drank en drugs, met als gevolg ontbering, vervuiling, ziektes en koude.’ ‘Met ons team zijn we er in geslaagd om ze op te knappen en weer een menswaardig bestaan te geven  en dat is bij de meeste gelukt’. zei hij vol trots. ‘Nu zijn ’t blije mensen die zich voelen als  muzikant met een missie. 

‘Dit alles hebben we bereikt door met deze ( zwervers) een orkest te vormen en jolige muziek te maken.’ 

‘ Als je  dan ziet hoe ze nu met elkaar omgaan word je er stil van.’ ‘Nu terzake: , na ons TV optreden krijgen wij te veel aanvragen en ben ik genoodzaakt om streng te selecteren,  ook wat jullie betreft, we hebben besloten niet meer op braderieën op te treden want dan kan je aan de gang blijven en wij willen het ook exclusief houden, dus sorry heren.’ Teleurgesteld dronken wij onze koffie, maar werden onderbroken door Harm van Ruth die ons krantenknipsels liet zien van hun optreden op Mallorca. Opééns flitste iets door mijn hoofd en ik fluisterde naar Joop ‘we gaan toch een scheepvaartbuurt openen’, hij begreep mij gelijk en zei: ‘mijnheer van Pas, wij komen niet voor een braderie, maar voor iets heel unieks.’

‘Wij gaan een nieuwe buurt stichten met de naam Amsterdamse Scheepvaartbuurt. De directeur dacht even na en zei: ‘Ja dat is heel wat anders, daar willen we graag aan meewerken met een optreden, maar in jullie geval met al die ondernemers onder de volgende voorwaarden. De orkestleden moeten gehaald en

teruggebracht worden, we rekenen 150 gulden per uur en ook moeten er gratis drankjes en hapjes zijn.’ Directeur van Pas strekte zijn rug en vervolgde, ‘jullie als bestuur van zo’n winkelbuurt kunnen misschien ook aan de volgende wensen voldoen.’

‘Wij hebben een chronisch te kort aan muziek instrumenten en er is een verlangen om ons optreden op film te hebben, ook een vaandel staat op ons verlanglijstje, er is vast wel een creatieveling bij jullie te vinden die zo’n ding voor ons kan maken,’

Denkend aan onze trouwe aanhang en vrijwilligers durfde ik het aan te zeggen, ‘Dat gaat ons zeker lukken mijnheer, u kunt op ons rekenen, ‘U krijgt nog een schriftelijke bevestiging en wij verwachten u met uw

orkestleden op vrijdag 5 juni 1981 om 14 uur.’

Met een handdruk namen we afscheid van deze bewonderingswaardige man.

                         -------------------------

Vol ongeduld stonden we die vrijdag met z’n drieën op het Haarlemmerplein voor de Willemspoort te wachten op het meest wonderlijke orkest ooit. ‘Waar blijven ze nou! ‘riep Hans een beetje kwaad en zenuwachtig, ze zijn al een kwartier over tijd,’ Hij had een belangrijke taak om als videocameraman te fungeren. Naast hem stond Majorie Hoftyzer, zij was de ontwerpster en maakster van het prachtige vaandel dat die middag aangeboden zou worden aan Bertus, een boomlange kerel die er helemaal bij hoorde ook al had hij nog nooit een muziekinstrument aangeraakt.

Het vaandel  bestond uit een houten kruis.

Het was bekleed met zwaar rode velours.

Daarop met gouden letters:

      Walenburgs Vuilharmonisch orkest Amsterdam

Het geheel was versierd met gouden franjes met kwasten. Majorie had ook nog een leren riem, met een soort peniskoker, waar dat zware ding in moest passen zodat Bertus er mee lopen kon, gelukkig hadden ze meestal zaal optredens.

‘Daar zijn ze’, riep Hans en inderdaad er stopte een grote bruine bus met Paul achter het stuur.

Er volgde nog een auto met directeur Wim van Pas en naast hem zat,  de smaakmaker en dirigent Harm van Ruth. Paul klom uit zijn bus en zei: ‘We zijn wat later want ik kon met geen mogelijkheid al die kerels met hun muziekinstrumenten in één bus proppen, maar het is gelukt.’Hij liep naar de achterkant van de bus en opende de deur en daar kwam een verzameling van de meest vreemde kerels die ooit op onze aardbol rondgelopen hebben. Je zag ruige doorleefden koppen, de meeste met lang haar, snor en baard. Op hun hoofd prijkte een zwarte berenmuts en hun verdere uitmonstering bestond uit een rood uniform jasje met gele epauletten, sommige hadden een jacquet aan. Een man kwam de bus niet uit.

Ik liep er naar toe en zei:’Kom op!!’, iedereen staat op je te wachten. ‘Ja, hij hield een triangel

omhoog en riep, ‘ ik kon dat rottige ding niet vinden.

 

Directeur Wim van Pas, zelf gewapend met een Engelse hoorn vroeg de orkestleden hun instrumenten te pakken en zich op te stellen in rijtjes van vier. Er was ook een  begeleidster die de zieke dirigent Harm in een rolwagentje voor de stoet zette, hij wilde er persé bij zijn, want anders loopt de zaak helemaal mis, zei hij met zijn dirigenten stokje zwaaiend. Majorie sprak nog enige woorden tot lange Bertus en overhandigde hem het vaandel. Trots stelde hij zich achter de rolstoel van Harm op. Uit die rolstoel klonk een fluitje, allen werden even stil en keken naar het stokje van Harm. Er klonk tromgeroffel en de groep zette zich in beweging.

Dagen er voor hadden we afspraken gemaakt met winkeliers, caféhouders en restaurants waar kortere of langere optredens zouden plaats vinden en waar wat gebruikt kon worden. De eerste stop was bij mijn Turkse collega en vriend Mustava Kehveci , eigenaar van Pizzaria Pastorale, die een paar schalen met lasagne en minipizzaatjes  klaar had staan, dus werd voor zijn zaak halt gehouden. De 25 muziekanten namen in een grote kring hun positie in met Harm in het midden, hij hief zijn stokje, gaf een teken en toen begon het ritme van de trommels,

de bas en de samba ballen. Er klonk een mondorgeltje met een bekend melodietje.             Een paar  mannen zongen de moeilijke tekst: 

.La...La...La...||...La...La..La../.La...La...La...

Ondertussen kwamen de andere muziekanten ook in actie met trompetten, saxofoons, gitaren, accordeons , een klarinet en de hoorn. Het werd één A- Muzikale happening, waar ieder mens door werd aangestoken. Daarna gingen de eerste pilsjes langs de geoefende huigen, een traktatie van café Zus en de hapjes van Pastorale vonden ook hun weg. Er werd druk gepraat, gelachen en de grappenmakers kwamen ook volop aan bod. Hans filmde het hele gebeuren. We trokken verder en voor de winkel van banketbakkerij Beune werd ook een muzikale groet gebracht.

Er werd gezongen, geklapt, gedanst en er

werden carnavals krakers gespeeld wat aanleiding gaf tot een polonaise, die eindigde voor de delicatessenzaak van Leo Ensink.

Voor die zaak stond in driedelig kostuum

Theo Suikerbuik, een bekende aan lagerwal geraakt buurt figuur die meestal dronken was en dan met handige trucjes toch weer geld wist te verdienen. Ook nu, hij stond lachend met een koper mansbakje vol muntgeld, toen ik dat zag

Stapte ik, in mijn taak als ceremoniemeester er direct op af  en vroeg hem : Wat heeft dit te betekenen?‘ , voor wie is dat?’ ‘Voor een jonge’ was zijn antwoord. Theo liep naar Harm Ruth, gaf hem een hand en bedankte voor de muziek. Ik vroeg nog heel stom,  ‘Theo voor welke jongen?’ ‘Een fles jonge jenever, meneer.’

 

 

Het was hartstikke druk op de dijk  geworden en wij hadden moeite om verder te trekken.

De volgende stop was bij Riekie van de Berg, eigenaresse van café  "de Bloeiende Ramenas”,waar ook de tap niet over geslagen werd. Er moesten heel wat glazen gevuld worden, ook werd weer muziek gemaakt.

Een spreekkoor hief aan: Pieter, Pieter, Pieter!!

Een lange magere markante figuur kwam naar voren en maakte een buiging. Hij werd op een stoel geholpen en aangekondigd  door Wim van Pas. ‘ Dames en heren, meisjes en jongens dit is

Pieter Brandt onze solo zanger, zowel klassiek als ook populair, hij zal voor u  brengen een solo

uit de opera Nabucco van Verdi. Heel kalm, knap en mooi werd er gezongen en Pieter kreeg een staande ovatie. Een orkestlid wat naast mij stond zei vol bewondering: ‘Die kerel zingt als een nachtegaal en krijgt overal open doekies.

Van Pas keek op zijn horloge en riep: ‘kom op mannen, buiten verzamelen, we gaan verder. ’

De biertjes begonnen te werken, dat kon je aan alles zien. Ze stonden te prutsen met het omhangen van hun instrumenten en bij sommigen stond de muts scheef op het hoofd.

 Er werd weer muziek gemaakt, alle collega winkeliers en buren stonden buiten en werden door Joop Schweitzer(Foto- Nivo) gefotografeerd.

Voor de sportwinkel van tafeltennisser Frans Schoofs werd nog een liedje van De Wama’s gespeeld, Frans werd naar buiten gelokt en toen klonk het pingpong lied: Ping en Pong spelen pingpong,   pang zegt de pingpong bal  enz..

Als dank kreeg het orkest  een zak – pingpong ballen.Volgens het draaiboekje kon er bij

 Eet café Roserijn wat gebruikt worden, ook Indonesisch restaurant Padi stond klaar met warme saté.  Overal werd druk gebruik van gemaakt. Harm blies op zijn fluitje en de groep stelde zich op en gaf een muzikale groet aan koffie en theehandel ’t Zonnetje en Theater Galerie Rob van Reijn, Een paar muziekanten waren al aardig rumoerig en aangeschoten en toch werd er weer gestopt nu bij café ’t Trefpunt, waar reclame man Charley, (Arie Vlug) met een aantal straatmuziekanten aan een tafeltje zat , ondermeer Jacob Jager, zoon van Nikkelen Nelis en Koenraad Oedekerk met zijn schurftige straathondje Bello.

Het orkest dronk ook nog een biertje met deze jongens en vertrokken naar de Haarlemmerstraat waar ook bij elk café muziek

gemaakt werd met een slot optreden bij café de Blauwe druif waar zanger Pieter Brandt het kozakkenlied,  Kalinka, kalinka ten gehore bracht. Er volgde een daverend applaus, daarna werden weer biertjes gedronken en enkele beschonken muziekanten per taxi afgevoerd.

‘Dat hoort er ook bij’, hoorde ik iemand zeggen.

De groep werd weer opgesteld en marcheerde verder tot aan het Steakhouse van Keulen, daar stonden  Haarlemmerstraat winkeliers,  hen op  te wachten met een  HUTKOFFER. Ferrari, Janssen, Bonnier en Benfleco waren de afgevaardigden. Janssen sprak een paar woorden en vroeg directeur Wim van Pas om de koffer te openen. Onder tromgeroffel werd de koffer geopend en wat zagen zij? Een viool, twee gitaren een dwarsfluit, een snaren trommel en een rinkelbom.

‘Geweldig riep van Pas, allemaal hartstikke bedankt!!’ ‘Er zit nog een brief bij’, riep Harm, die eerste rang zat. In de brief stond,

                 Hartelijk dank !!

Namens, de Amsterdamse Scheepvaartbuurt !

Pieter Brandt smoesde nog wat in het oor van Harm Ruth en toen klonk uit alle kelen:

Ra...Ra...Ra... wie heeft die bal, die mooie bal van goud! Op de eerste verdieping aan de overkant werd een raampje open geschoven en wij zagen het olijke koppie van Willem Klein (Willy Wortel) het rekenwonder van de TV.

Hij riep, ‘Jongens ik heb hem!’ ‘Wat heb je?’

‘Ogenblikje.’ Hij kwam naar buiten met een mooie bal van goud. ‘Van de Kerst over gehouden’, zei hij lachend. Met een grote groep

belangstellende liepen de overgebleven muzikanten terug naar het Haarlemmerplein waar de bus klaar stond om deze speciale orkestleden weer naar huis te brengen.

 

 

Zaterdagmorgen 6 juni 1981 zou de opening van de Scheepvaartbuurt om 11 uur plaatsvinden.

Vanaf 9 uur die ochtend waren we al bezig met de voorbereiding op de Eenhoornsluis. De bestelbus van de firma Bulle fungeerde als opslag van de spullen die we nodig hadden.

Een paar vrijwilligers hadden het kanon grondig schoon gemaakt en een man met een ratel hield de duiven op afstand. Kwart voor elf

was iedereen aanwezig. Twee zeeverkeners stonden klaar met het lint wat door een wethouder doorgeknipt zou worden. Matrozen,

kanonniers, marketentsters, verkenners, bloemenmeisjes, middeleeuwse figuren en de schippers van platbodems en bruine vloot waren op en rond de sluis aanwezig. POLITIE, BRANDWEER en EHBO hielden de boel in de gaten. De geluidinstallatie werd getest, maar die voldeed niet. ‘Wat moeten we nu’ riep Hans. Scheepswerf baas Piet Bierenbroodspot was de reddingsboei op dat moment, hij haalde een megafoon te voorschijn en wij waren er klaar voor. De commandant gaf een vuur bevel en de kanonniers uit Naarden schoten hun daverende kanon’s kogels af. Daarna klonk een trompet en

bracht iedereen de groet. De middeleeuws geklede groep van Rob van Reijn voerde op een platbodemschip nog een spiegel gevecht uit, met als resultaat de  heroverde Amsterdamse vlag   die met triomf aan een mast werd op gehesen.

Hans, gewapend met megafoon hield zijn toespraak en eindigde met de woorden:

‘DAN VERKLAAR IK HIERMEDE DE SCHEEPVAARTBUURT VOOR GEOPEND.  Overweldigend applaus, bellen, scheepstoeters, sirenes je kon het zo gek niet bedenken was te horen,  ondertussen schonken de marketentsters een oorlam en werden door de meisjes bloemetjes uitgedeeld.

Drumband De Palm speelde tot slot :

      "GEEF MIJ MAAR AMSTERDAM’

Daarna ging iedereen gezellig passagieren in de scheepvaartbuurt .  Simon Carmiggelt beschreef het als een gezellige volks boulevard.