Onverwacht

ONVERWACHT
 
 
Het had mij goed gedaan die Landsmeerse periode, de toekomst lachte ons weer tegemoet en vol vertrouwen kon ik met mijn zoontje terug naar Amsterdam.
Bij aankomst wachtte mij een grote verrassing, er hing een bord ‘WELKOM THUIS’ Een groepje mensen stond voor de deur, er waren bloemen, cadeautjes en ook mijn vriendin Co stond vooraan met een heel grote zelf gemaakte knuffelbeer voor Reiniertje. Heel indruk- wekkend was ook onze overbuur slager Cor Spiers hij stond in zijn lange witte slagers jas en droeg geschuurde klompen. Dames en heren mag ik even ’t woord. ‘Stilte werd er geroe- pen.’ Nel, als woordvoeder van het ontvangst comité moest ik namens de hele buurt zeggen dat wij heel blij zijn, dat jij er weer bent.’ Er klonk applaus en er werd geroepen ‘Wat een spreker is die man!!’ Hij trok zich er niets van aan en met een diepe grijns kwam Cor op mij af, gaf een dikke zoen en een grote biefstuk Ik riep ‘bedankt dit is hartstikke lief van jullie allemaal!’
Mijn vader stond er ook bij te glimmen en gaf mij een enveloppe die ik mee naar binnen nam, Er werd koffie gedronken en ik opende de enveloppe. Oei, er zat een aardig bedrag in.’Hartelijk bedankt pa’zei ik blij verrast ‘maar dat is toch veel te veel.’ ‘Och een aardig fooitje noem ik dat’ zei hij verlegen.Ik heb mijn schapen goed verkocht en daar profiteren jullie ook van mee. ‘Je moeder en ik zijn erg blij dat het weer goed met je gaat en ook wil ik nog zeggen dat ik Jan een prima zakenmannetje vind.’ Het geluk kon niet op in die tijd, leek het wel. We wonnen een leuke prijs in de Staatsloterij en ’t leven ging normaal verder. Toen we hier in de straat met de winkel begonnen zei een concurrent dat we het niet lang zouden volhouden, maar een jaar later was hij zelf verdwenen.
Ook onze buurman op nr. 20 had al een halve eeuw in zijn tabaks winkel gestaan en wilde ophouden vanwege zijn leeftijd van ruim zeventig jaar. Ik herinner me mijnheer Nuberg als een vriendelijke man met een houten been. Hij woonde ook in zijn dagverblijf om dat hij de trap niet meer op kon. Hij had zijn eigen klantenkring en wij hadden nooit last van hem. Jan is met mijn vader bij hem op bezoek gegaan en na wat heen en weer gepraat kwamen ze er achter dat het hele pand te koop kwam en er ook een woning bij hoorde. Ze mochten boven kijken maar kwamen eerst mij halen want ik mocht mee beslissen., ik was al gelijk onder de indruk van het trappenhuis naar de eerste en tweede verdieping. Er lagen lopers met koperen roedes en de ruimtes vond ik enorm groot. ‘Wat prachtig het lijkt wel een kasteel’ riep ik enthousiast. We zouden er enorm op vooruit gaan wat woonruimte betreft. ‘Er zijn nogal wat dingen die hij niet meeneemt, dus dat hoort ook bij de koop’ ,zei Jan. ‘Wat voor dingen bedoel je.’ Nou die traplopers, een mooie stoel en ook die grote pick-upkast laat hij achter.Ook kan je in je blote body onder de douche zonder gestoord te worden.’ ‘Hoe vind je het?’ ‘Te gek allemaal, ik hoop dat het gaat lukken.’Na veel gemijmer, geklets en een onrustige slaap waren we vroeg weer wakker. ‘Kunnen we het wel betalen?’ ‘Het is een heel bedrag maar met een hypotheek moet het lukken’ zei Jan vastberaden. Die zelfde dag werd de koop gesloten en waren wij eigenaar. ‘Nu moeten we alleen nog naar de notaris en dan is het helemaal rond.’ Ik was met een blij gevoel in de winkel bezig maar kreeg een pijnlijke voeten dacht achter de toonbank ziet niemand dat ik mijn schoenen even uittrek. Maar daarin had ik me vergist, want vader Dil kwam binnen om geluk met het nieuwe huis te wensen en zei: ‘Ik zie, dat je van trotsheid naast je schoenen loopt. De dagen versleten en we kregen veel vraag naar inwoning, want er was nog een enorme woningnood. Mijn moeder was dagelijks in ons nieuwe huis de boel aan het schoonmaken en ik stond in de winkel. Er kwam een mijnheer binnen en die stelde zich voor als vertegenwoordiger van “de Biggelaar.” Er ontstond een praatje en ik zei: ‘U weet dat mijn man de inkopen doet en die is in de werkplaats Vinkenstraat 68. ’Ja dat weet ik, maar ik wilde u ook even geluk wensen met zaak en nieuwe woning.’ Op dat moment hoor ik een bons en hevig gekrijs van Reiniertje, ik rende er op af en zag hem onder z’n bedje liggen met een bloedend neusje. Ik schrok me een rotje en schreeuwde naar die vertegenwoordiger ‘Haal mijn man, ons kind is gevallen!!’ Jan kwam onmiddellijk en vroeg wat er gebeurd was. Hij heeft zich opgetrokken is gaan klauteren en over de rand uit zijn bedje gevallen.’ Ik heb hem getroost, gezichtje schoon gemaakt en nu is hij weer rustig, dus het valt wel mee ‘gelukkig!’ Maar ik ga nooit meer in die rot winkel staan!! nog steeds ontdaan. ‘Rustig nou maar, ’t komt allemaal goed.’ Dit incident had ik stom genoeg aan tante Beppie uit de Bloemstraat verteld en nog geen uur later was het een komen en gaan van allerlei mensen die weten wilden hoe het met mijn zoontje ging. Bij de zesde klant vroeg ik ‘hoe weet u dit?’ Van die vrouw die op de markt staat, ‘hoe heet ze ook alweer,’ even denken……… ‘O, ja tante Beppie.’ Het was een stille regenachtige avond, ik keek op mijn horloge en dacht, over een kwartiertje kan ik de winkel sluiten, Er waren wat geluiden op straat en opeens stapt een stom dronken man de winkel binnen. Het bleek die ijzerhandelaar van de Brouwersgracht te zijn. Hij keek me ladderzat aan en zei: ‘Ik wil je kind zien.’ Zwaaiend op z’n benen liep hij zo door naar achteren, boog schok schouwderend over het ledikantje en riep, ‘hij legt er nog die kleine…..,’ lallend ging hij verder, ‘ze zeie dat ie uit z’n bed gevallen was.’ Doodsbang stond ik achter die grote kerel, klaar om de pot met een grote sanseveria op zijn kop stuk te slaan.
Hij draaide zich om en waggelde door de winkel tot de deur en struikelde naar buiten. Nog één keer stak hij zijn hoofd naar binnen en riep: ‘as je me nodig heb wijfie roep je me maar, ik heb zellef ook een zoon!.