Ilperveld

              HET ILPERVELD.

Het was midden september, de dag begon met prachtig nazomer weer. Wakker wordend hoorde ik verweg...... roekoe !! , roekoe !! van een tortelduif,  terwijl dichtbij van verschillende kanten merels een prachtig ochtendconcert ten gehore brachten. Ik rekte mij uit, strekte mijn benen en bleef nog even liggen. Er is niets mooier dan voor dag en dauw gewekt te worden door merel gezang. Uit bed stappend liep ik gelijk door naar de badkamer, nam snel een douche en met schone zomerkleren aan liep ik zachtjes de trap af naar beneden. Via de achterdeur stond ik even later buiten en liep over het pad naast het huis richting kleine brug om de krant uit de brievenbus te halen. Tot mijn verbazing zie ik een scooter in de voortuin staan en op het gras onder de Japanse kers stond een vreemd uitziend mannetje met lang grijshaar en een snorretje wat op voelsprieten leek.

Hij was gekleed in een manchester pakkie en op zijn borst bungelde een lorgnet aan een touwtje. Geschrokken vroeg ik; ‘Wat doet u hier?’ ‘Sorry meneer, ik ben aan ’t SPOTTEN.’ ‘Aan ’t sporten en dat op ons erf?’ ‘Nee SPOTTEN naar vlinders en vogels en waar mogelijk ze te fotograferen.’ ‘In uw tuin zag ik een paar bont zandoogjes en een vuurvlindertje vliegen en kon de verleiding niet weerstaan.’ ‘Eerst dacht ik nog aan te bellen maar vond het nog te vroeg.’ ‘Nogmaals mijn excuus, hier is mijn kaartje.’ Hij overhandigde mij een visitekaartje waarop zijn naam adres en beroep stond.  Snel bekeek ik het kaartje en zag de naam:       Frederik Pruis, Ecoloog, Landsmeer. Neeltje kwam ook naar buiten om te kijken wat er aan de hand was. Ik zei: ‘ Dit is meneer Pruis die hier naar vlinders en vogels komt kijken.’ Hij gaf een goedkeurend knikje en zei: ‘erg aardig van jullie.’ 

‘Wilt u ook een kop koffie?’ ‘Graag mevrouw.’ We liepen naar achteren en zaten even later op het achterveld bij het hooischuurtje. ‘Wat een ruimte en wat mooi allemaal, zo dicht bij huis’ zei Freek vol bewondering. ‘Ik zie Zwanen, Ganzen, Eenden en ook nog een Blauwe Reiger.’ ‘Ja het barst hier van de watervogels, er komen ook Scholeksters, Futen, Grutto’s, Kluten en Lepelaars regelmatig een bezoekje brengen.’ ‘Jullie hebben ook veel roestvogels, dat kan ook niet anders met al die verschillende bomen, ik zie overal nestjes’ aldus onze gast.’ Wat zijn nu weer roestvogels?’ was mijn vraag. ‘O. Dat is een ouderwets woord voor Zangvogels, maar ook de Winterkoning,Vink. Kraai, Ekster en vele anderen vogels horen hierbij.’ ‘Ja het is hier een waar dierenparadijs.’ Dit gezegd hebbend lande er een mooi bruin vlindertje op de tafel tussen de koffiekopjes.

‘Prachtig!’ riep Frederik opgetogen. Dit is een Landkaartje van de derde generatie.’ ‘U weet er veel van meneer Pruis’ zei ik bewonderend. Frederik vertelde dat hij als kleine jongen al met zijn vader mee ging om vlinders en vogels te tellen en te noteren.’ Liefde voor de natuur is toen geboren en sindsdien noemen de mensen mij Freekie Vlinder.’ ‘Nou Freekie mag ik je vragen of je een vrouw hebt?’ ‘Ja, ik ben al 54 jaar gelukkig met mijn Connie, een schat van een vrouw.’ ‘Dus jij bent haar dag- en nachtvlinder?’ ‘Nee haar woelmuisje’ zei Freekie lachend.  Neeltje zei: ‘ als Wim lang in de tuin  bezig is en ik zie hem niet, ga ik hem zoeken  tussen het groen  en als ik dan zijn witte koppie zie denk ik ‘O, daar is mijn witte koolmees.’ ‘Jullie houden ook van vlinders, dat merk ik aan veel dingen hier in de tuin. ‘Ja we hebben vlinderstruiken,   dove- en grote brandnetels, waar ze ook gek op zijn.’

‘De Atalanta, Dagpauwoog, Blauwtje en Koolwitjes zien we hier het meest .’ ‘Mijn voorkeur gaat toch het meest uit naar de vogels, die ik  met olieverf ook probeer te schilderen,’ ‘Zo heb ik de Goudvink, Bonte Specht, Roodborstje, Witte- kwikstaart en ’t IJsvogeltje leren kennen.’ ‘Ze hangen in Amsterdam  en hier in mijn Landsmeerse "Atelier” en verzekeren mij van een goed Psychisch inkomen.’ Freekie keek mij vragend aan. ‘Wat bedoel jij met Psychisch inkomen?’

‘Ik krijg er geen cent voor maar mijn geest wordt er wel door gevoed’, zei ik tenslotte.

We stonden op en gaven elkaar een hand:

‘Freekie Vlinder we vonden het leuk je te hebben ontmoet ondanks dat je stiekem in de tuin stond, tot ziens’.