Zo veel te doen!

Terwijl kabouter Baardje door zijn werkkamer liep te ijsberen, zaten Kees en poes Rosalientje op de vensterbank naar buiten te kijken. Er werd gebeld, Joost opende de deur, deed het licht aan en liet de wijze kabouter Weet Veel met zijn neefje Wijsneus binnen en ging hun voor naar de kamer van zijn baas. Een kleine buiging en een groet volgde.
Baardje gebaarde naar de leren stoelen recht tegenover zijn bureau. ‘Fijn dat jullie er zijn, het gaat om het volgende.’ ‘Ik wil het aantal en de samenstelling van de nieuwe Duitse bewoners groep weten en dan lijkt het mij verstandig dat wij een burgerlijke stand inrichten met naam en adres van alle bewoners van kabouterdorp.’ ‘Die opdracht geef ik aan Wijsneus en Klaasje Vaak.’ Kabouter Weet Veel wil ik vragen om deze verzoeken in het Duits te schrijven dan kunnen onze nieuwe burgers toetreden en een inburgering cursus gaan volgen.’
 
‘Waarom is Klaasje niet meegekomen?’ ‘Die was zijn haas Flits aan het zoeken want die was gisteren niet thuis gekomen.’ Kabouter Weet Veel was druk aan ’t schrijven en Joost schonk koffie. Kees en Rosalientje lagen in hun mandjes en even was het heel stil in de werkkamer. Tring, tring weer klonk de bel en even later kwam Joost met Klaasje binnen. ‘Hallo en heb je Flits gevonden?’ ‘Ja maar hij wil niet meer bij mij wonen want hij heeft een vrouwtje leren kennen waar hij mee verder wil.’ ‘Jammer, maar leuk voor Flits’ was de mening.
 
Ondertussen was de brief voor de buitenlandse kabouters geschreven en en wilden de beide jonge kaboutertjes opstappen om de brief te bezorgen en het tenten kamp te verkennen. ‘Mag ik mee als begeleiding dan kan ik waarschijnlijk voor een passende oplossing zorgen’ zei Joost. Wat ben je van plan Joost?’ vroeg koning Baardje. ‘Dat kan ik nog niet zeggen, ik moet eerst de toestand waarnemen.’ De drie kaboutertjes gingen gezamenlijk op weg naar het kamp bij het wilgenbos, daar aangekomen viel hun mond open van verbazing. Er stond een grote ronde tent er om heen zes mini caravans en drie kleine tentjes. Een stukje verder was een weilandje waar zes Volkswagen busjes stonden en ook een koetsje waar een paardje voor kon lopen, verder een bokkenwagen en een hondenkar. Alles zag er schoon en helder uit. Bij een lange lage tent keken ze naar binnen en zagen Vier kleine paardjes, twee ezels en in een hok met een boom vier aapjes. Ze hadden echter nog geen Duits kaboutertje gezien en snapte er niets van. Gelukkig er was toch iemand, er kwam een kleine man aan hij droeg een baaltje hooi voor de paarden. Met een gulle lach stelde hij zich voor ‘ich bin Jürgen.’ Joost dacht , nu ga ik iets uitproberen. Hij wreef over zijn toversteen en sprak de wens uit, help dat Jürgen en alle Duitse kabouters, hun vrouwtjes en kinderen de Nederlandse taal kunnen verstaan, spreken en schrijven. Weer had de toversteen zijn wonder verricht, toen kabouter Wijs Neus aan Jürgen vroeg ‘waar zijn alle andere kabouters?’ ‘Daar in de grote tent, was zijn antwoord, zij vieren feest want onze directeur is jarig.’ ‘Directeur?’ ‘Ja, wij hadden een klein circus voor kinderen, maar zijn failliet gegaan.’ ‘Habe sie, o sorry, heeft u een ogenblikje?’ Hij liep naar zijn caravan en kwam even later opgedoft in een keurig pakje weer te voorschijn. ‘Zo nu gaan we naar het feest.’
 
De kabouters stapten de tent binnen en zagen de hele gemeenschap op bankjes zitten. Op het podium nam een trio jonge gitaristen plaats. Ze begonnen te spelen met een swing en drive dat aan Django-Reinhardt du Hot Club de France deed denken. Joost zat te genieten en zei: ‘Subliem, dat kunnen alleen echte zigeuner muziekanten, dat zal koning Baardje ook fijn vinden want hij is ook een echte Jazz genieter.’ Er klonk applaus en de muziekanten verlieten het toneel. Toen pakte Jürgen de microfoon en riep: ‘Beste mensen er is een wonder gebeurd Kabouter Joost sterk ook hier aanwezig heeft gezorgd dat wij allemaal goed Nederlands kunnen spreken en verstaan.’ ‘Probeer het maar.’ ‘We zeggen allemaal tegelijk tegen de directeur, ‘ lang zal hij leven!!’ ‘ Jürgen stak zijn wijsvinger omhoog en telde één, twee, drie en hoorde de hele groep roepen:
 ‘lang zal hij leven!!’
 
‘Dat is in orde’ sprak Joost en stapte op de jarige circus directeur af, gaf hem de brief en zei: ‘Er gaat veel veranderen voor u en uw medewerkers.’ Wij hebben als opdracht u te helpen waar we maar kunnen.’ ‘Dit is kabouter Wijs Neus en deze kleine is de zoon van Klaas Vaak, zij komen morgen om de namen, geboorte plaats en het jaar van geboorte te noteren en eventuele vragen te beantwoorden.’ ‘Verder zal ik met kabouter koning Baardje een plan bespreken dat uw circus een nieuwe kans krijgt als attractie in kabouterdorp.’
Met twee handen bedankte de blije directeur. ‘Hoera en hartelijk dank!!’