Apart gevoel

 Kabouter Baardje zat achter zijn bureau met een heel onrustig gevoel.

Kees de hond voelde dat zijn baasje ergens over zat te piekeren. ‘Is er iets waar mee ik u kan helpen?’ ‘Ik denk van niet Kees, dit moet ik zelf oplossen.’ ‘Over een uur weten we meer.’ Kabouter Bolwang en Suizebol vinden dat ik meer een privé leven moet genieten.’ Ze willen in het pension van Freddy gaan wonen.’

Dan blijft u alleen met mij en moet u zelf koken en al die andere dingen doen die in een huishouding noodzakelijk zijn. ‘Dat is nu juist het probleem, waar ook zij mee zitten.’ ‘Zij vonden dat er bij een kabouter

Koning een lakei hoort, maar dat vind ik niet prettig en overdreven.’

Toen werd er gesproken over een huishoudster of een dienst meisje, ook dat was wegens een vrouwen te kort een probleem in de kabouter wereld.

 

 

 

 

Na een waarde volle opmerking van de wijze kabouter Weet Veel waren ze in Madurodam terecht gekomen bij een gepensioneerd butler die graag nog een aantal jaren werken wilde. Met chauffeur

Hans zijn ze die man gaan halen en kunnen elk ogenblik hier zijn voor een kennismaking -sollicitatie gesprek.

‘Daar komen ze aan!’ riep Kees die voor het raam op de uitkijk zat. Baardje nam snel een slokje water en toen werd er op de deur geklopt. ‘Binnen’ zei Baardje.

Er kwam een keurig gekleed kabouter heertje binnen, die een buiging maakte en zei: ‘Mijn naam is Joost Sterk, ik ben zestig jaar en heb veel ervaring als butler.’ ‘Ik kan koken, wassen strijken,

stofzuigen een knoop aanzetten uw bed opmaken en doe alles om het u naar de zin te maken.’ Baardje voelde direct sympathie voor Joost en zei ik wil het graag met je proberen, je bent aangenomen.’ ‘Waneer kan je beginnen?’

‘Volgende week maandag met uw welnemen.’

 

 

‘Dat is prachtig zei `Baardje ik neem je aan voor onbepaalde tijd, je contract

stuur ik per post en dat neem jij na goed keuring getekend mee terug. Intussen zijn de kabouters Bolwang en Suizebol ook verhuisd en kunnen wij met een schone lei beginnen.’ Joost gaf een hand en sprak ‘ik ben zeer vereerd en sta geheel tot uw dienst.’ Toen hij vertrokken was kwamen de beiden kabouters informeren

hoe het afgelopen was. ‘Heel goed, ik heb er het volste vertrouwen in.’ Baardje stapte even later op de rug van Kees en reed naar de vlindertuin om daar een paar nieuwe exemplaren te bewonderen.

Roosje was bezig met een groepje kinderen uitleg te geven over rupsen, vlinders en het ontpotten van die diertjes.

‘Hun leven speelt zich af op bladeren en takken en als ze kunnen vliegen voeden zij zich met de nectar van bloesem en bloemen.’ Opeens zag ze koning Baardje en zei: ‘Wat leuk dat u er bent, heeft u een ogenblikje?’

 

 

 

Ze riep haar assistente Ans en vroeg of zij

het even van haar over wilde nemen. ‘Zo daar bent u eindelijk zei ze een beetje oneerbiedig.’ ‘Ik had u al eerder willen bedanken voor deze fijne baan want ik voel me hier helemaal op mijn plek en ook heb ik mijn vak diploma gehaald.’ Ik zal u een aantal vlinders laten zien als u mij wil volgen.’ ‘Op dit ogenblik hebben we twintig verschillende soorten, kijk dit is een klein geaderd witje, hier een citroenvlinder en daar vliegt een hele mooie weerschijnvlinder. Ze liepen een stukje verder en daar stonden witte en paarse vlinderstruiken.’ Hier vliegen en zitten de meeste dagvlinders, veel atalanta’s, bonte zandoogjes, groentjes en koolwitjes en als u wilt laat ik u bij mij thuis nog wat zwartjes zien.’Heb je thuis ook vlinders?’ vroeg Baardje. ‘Nee onze poes heeft jonkies geregen.’ Ik ga graag met je mee want ik hou erg van katten.’

Kees zakte door zijn pootjes en liet Roosje en Baardje opstappen. Even later liepen ze de keuken van Spitsneus en Roosje binnen.

 

Daar stond een mandje met de moeder poes en drie schattige kleintjes. Er kwam beweging in het stelletje en Baardje pakte er ééntje op en die nestelde zich direct tegen hem aan en knipoogde vriendelijk. ‘Wat een lief diertje’ riep Baardje. Ze zijn nu achtweken als u een poesje wilt mag u er één meenemen. ‘O Roos daar maak je me erg blij mee, ik wil er wel een nieuw huisgenootje bij en neem dit leuke poesje graag mee en dan noem ik haar Roselientje.’ ‘Mooie naam zei Roosje en ik ben daarmee ook vernoemd hè.’ Ze deed wat brokjes, een speeltje en een lapje in een doos en zei:

‘Dat lapje wordt ze rustig van want het ruikt nog naar haar moeder.’ Kees stond er goedkeurend bij te kwispelen en toen ging het poesje ook in de doos en reden ze terug naar het huisje van kabouter Baardje. Op het kantoor werd Roselientje

uit de doos gehaald en voorzichtig op de vloer gezet. Ze liep een paar pasjes en sprong toen op het bureau waar de koning altijd achter zat. Heel sierlijk zat ze met haar staartje om haar pootjes gevouwen om zich heen te kijken. ‘Jij hebt  je plekje gevonden’ zei Baardje tevreden, ‘geniet er maar van dan zijn Kees en ik ook blij.’

De volgende dag kwam kabouter Spitsneus met een rieten mandje aanzetten. ‘Dat is voor de poes, ik heb het zelf gevlochten’ zei hij vol trots.

Roselientje kwam naar hem toe en begon

gelijk met kopjes geven.

Baardje sprak nog een bedank woordje en toen keerde de rust terug op Weltevree.