Levende herinneringen

LEVENDE HERINNERINGEN
 
 
In de jaren zestig leek de buurt wel een straat theater er gebeurde altijd wel wat. Door armoede, verkrotting en veel te grote gezinnen speelde het leven zich voor heel wat mensen grotendeels af inde kroeg. De gevolgen hiervan waren duidelijk merkbaar, dronkenmans ruzies en knokpartijen die altijd op straat uitgevochten werden. De mensen hingen uit de ramen om maar niets te missen. Ik zie nog de vrouwen aan de overkant met open geschoven raam en een kussentje in de vensterbank lekker leunend die hele bende bekijken en van commentaar voorzien. De kroegdeur vloog open en schreeuwende mannen rolden naar buiten. Ze rukten hun overhemd open, je zag de knoopjes rond vliegen en toen riep zo’n kerel ‘kom maar op vuile lefgozer’ en ’t gedonder begon. Er werd gebokst, geschopt en geslagen tot bloedens toe. De politie kwam er aan te pas en toen die agent zich belaagd voelde, trok hij zijn sabel waar één van die mannen op in liep. Diep in zijn buik geraakt zakte hij bloedend in elkaar en bleef dood liggen. We hoorden dat het een broer van dolle Huib was en die kwam uit een gezin van allemaal vechtersbazen, zoals zo veel families in die tijd. Rooie Bertus ook een bekend figuur in de buurt, was door de drank helemaal aan lager walgeraakt en van een tamelijk wel gesteld man een arme sloeber geworden. Hij had een chronisch geldgebrek en probeerde overal wat geld mee te verdienen. Op een keer zat hij zwijgend aan de bar en staarde peinzend in het niets. Hij kreeg een biertje aangeboden en kwam met zijn verhaal over Marie die hem de bons had gegeven nadat de deurwaarder hun hele huis had leeggehaald. Ik heb helemaal niets meer, geen huis, geen vrouw en geen geld. Ik sterf van de dorst en heb er alles voor over om een pilsje te verdienen. Er werd van alles verzonnen, hij moest een liedje zingen, daarna kwam het echte werk, een ‘Live show’ op straat. Er werd een krukje voor de kroeg gezet waarop Japie met z’n accordeon plaats nam, om de stripdans van Bertus te begeleiden. Op die mooie zomeravond klonk opeens prachtige muziek op straat, voorbij gangers bleven staan, alle klanten waren naar buiten gekomen en heel veel mensen, ook wij moet ik zeggen hingen uit ’t raam. Met een soort tango passen danste Rooie Bertus op straat voor de kroeg van tante Stien. Onder het dansen gooide hij zijn overhemd in het publiek, liet zijn broek zakken, schopte zijn schoenen uit en danste steeds wilder op de gezellige muziek van Japies accordeon. ‘Meer!! Meer!!.’ riepen mensen en toen moest ook zijn onderbroek er aan geloven. Er klonk applaus en we zagen een witte spiernaakte man met overal roodhaar dankbaar buigen naar zijn publiek. Schele Toon ging spontaan met z’n pet rond en het geld stroomde binnen. Tot in de late uurtjes was het feest, tot ’t moment dat Japie speelde. Geef me nog een laatste biertje, ‘Voor je me de kroeg uit smijt!’.
 
De volgende dag kwam Bertus in de winkel vertellen dat de pilsjes hem goed gesmaakt hadden. Over tante Stien gesproken, zei was een echte lieverd die altijd voor alles en iedereen klaar stond. Ze kwam voort uit een Jordanees gezin met acht kinderen die in twee kamers woonden in bittere armoede. Haar vader had een mobilisatie pensioentje uit de eerste wereldoorlog en moeder werkte bij een rijke dame voor Fl 1,50 per dag. En toch heb ik als meisje de kans gekregen om naar de huishoudschool te gaan. Later heb ik als 20 jarig meisje in een tabakszaak gestaan, waar ik mijn man heb leren kennen. Na ons trouwen hebben we dit Café gekocht en in deze zaak ben ik met man en twee kinderen gelukkig geweest maar helaas weduwe geworden vertelde zij. Als wij naar de camping of op vakantie gingen, waarschuwde we altijd tante Stien, dan hield zij een oogje in ’t zeil. Bij zo’n gelegenheid ging ik bij haar opbezoek, dan zaten we nog even gezellig te praten en ze kon het niet laten om nog iets liefs te doen. Die keer gaf ze mij een flesje eau de cologne, met de woorden: ‘dit is voor jou schat en geniet ervan.’ Ik stond met dat flesje in mijn hand boven aan de trap en toen gebeurde er iets vreselijks, of ik kneep te hard of het dopje zat los maar opeens rook het erg naar eau de cologne. Snel stopte ik het flesje in mijn zak en liep de trap af, beneden gekomen was mijn hele been nat, ’t flesje leeg en het hele huis rook naar die eau de cologne. Ik schaamde me dood, maar boven stond tante Stien naar mij te zwaaien als of ik de dochter van mijnheer Boldoot was.