Cafe bezoek


CAFÉBEZOEK
 


Er bestaan en bestonden van die personages welke steeds weer in
mijn gedachten opduiken.
Het komt waarschijnlijk door hun
uitstraling, bijzonder gedrag, karakter, of door hun apart mens zijn.
Theo Suykerbuyk was zo’n iemand. Over Theo’s drankmisbruik
deden de wildste verhalen de ronde maar zeker was dat hij ’t na
enige jaren niet meer onder controle had. Op een biljart avond
stapte hij ‘t café binnen en vroeg of iemand de behoefte had om
hem iets te drinken te geven. Niemand voelde die behoefte. Theo
was een man van een jaar of vijftig klein van stuk, meestal goed
gekleed, altijd vrolijk en altijd aangeschoten. Met zijn bebaard
innemend gezicht wist hij heel wat voor elkaar te boksen, zo
bietste hij elke dag zijn natje en droogje bij elkaar. Op een morgen
had hij een paar nieuwe schoenen bij de firma de Kort gescoord en
‘s middags werden deze al weer tegen een heel redelijke prijs te
koop aangeboden. Hij had zijn vaste adressen, maar de drankenhal
en delicatessenzaak van Leo Ensink had zijn voorkeur.
 De hele dagzwierf hij op straat en ’s nachts sliep hij of op een bankje op
de dijk of in een portiek, maar het haarlemmerplein had ook lekkere
bankjes, aldus Theo. Hij was ooit begonnen als kunstschilder wat
hij niet onverdienstelijk deed, ook piano spelen ging hem goed af.
Hij werd soms uitgenodigd, verkocht zo nu en dan een tekening of
schilderij, ook heeft hij menig feest opgeluisterd met zijnpianospel.
Jammer genoeg ging Theo, steeds meer drinken en
trucs verzinnen om aan geld te komen. Hij goochelde met kaarten,
lucifers en munten, daar moest voor betaald worden met drank; ‘t
kon hem niet schelen, als het maar alcoholisch nat was. Op een
avond was hij een kroeg binnen gestapt en vroeg aan de kastelein,
of hij een pilsje kon verdienen met een demonstratie. De barman
vond het goed. Theo beval de mensen die aan de bar zaten, om
hun handen in hun schoot te leggen, en niet op de bar te leunen.
Hij liep heel demonstratief naar de punt van ‘t buffet haalde een
lucifersdoosje uit de binnenzak van zijn colbert, plaatste het
doosje half opengeschoven op de bar en liep naar de andere kant.
De aanwezigen volgden zijn bewegingen met argusogen. Theo
ging op een kruk zitten en verzocht om doodse stilte. Met een paar
priemende ogen keek Theo naar het doosje en riep kom er maar uit
Kareltje. Tot onze stomme verbazing kwam er een vette bromvlieg
uit het doosje gekropen, hij keek even rond en wat ook opviel dat
het beestje geen vleugels had. Weer klonk Theo’s gebiedende
stem, kom hierheen Kareltje en de vlieg liep rechtstreeks naar de
andere kant. Eindelijk had de vlieg het eindpunt bereikt en weer
was er de stem van Theo die sprak; Kareltje zit!! Het doosje werd
weer gepakt en op een kiertje gezet, Kareltje de vlieg, kroop weer
naar binnen. Is die truc te koop, vroeg de barman. Ja, voor vijf en
twintig gulden mag je hem hebben zei Theo. De koop werd
gesloten en later op de avond toen er nieuw publiek aan de bar zat,
moest de vlieg nogmaals zijn kunstje vertonen. De kastelein gaf
het bevel, Keurig kwam hij uit ‘t doosje gekropen en begon aan zijn
marathon. In het midden van de bar zat kromme Arie, boven zijn
zoveelste cognacje te doezelen, hij zag Kareltje en met een ferme
klap, triomfantelijk riep hij; ik heb hem! De barman verbleekte en
riep ontzet, dat kost je een geeltje Arie. Aangedaan door de dood
van Kareltje, verliet Theo ’t Café, wilde oversteken maar zijn oog
viel op ons pand, Koffie en Theehandel ‘t Zonnetje, wat aan de
overkant stond. Het was in de December maand, om de sfeer op te
roepen, had ik een pas aangeschaft beeld, voorstellende een
knielende Witte Engel, op de bovenste etage voor het raam
geplaatst. Een strijklichtje zorgde voor, een prachtige Engelachtige
uitstraling. Theo stond in de vrieskoude met wazig
gehypnotiseerde ogen naar de Engel te kijken.
Toen draaide hijrond op zijn hakken, liep terug naar ‘t café, gooide de deur
met eenzwaai open en schreeuwde doodsbang; ik heb een spook gezien!!
Het hele café liep leeg, en allen stonden buiten naar onze Engel te
wijzen en te kijken. De rest van de avond werd er over de knielende
geest verschijning gesproken. Theo durfde haast niet meer naar
buiten en wilde die nacht niet op een bankje slapen. De klanten
kochten een fles Jenever en de barman zou deze voor hem
bewaren. Theo mocht er dan zijn zakflesje mee vullen, wat hij ook
prompt deed. De volgende morgen wilde Joop Vos van de firma
Beune, zijn bestelwagen van de parkeerplaats op het
haarlemmerplein gaan halen. Hij nam plaats achter het stuur en
reed de parkeer plaats af.

Plotseling hoorde hij een stem achter in de bestelbus; Goede
morgen Kees!! Stijf van schrik trapte hij krachtig op de rem, stapteuit,
opende de schuifdeur en daar lag onze Theo onder een plaid.
Hoe ben je er ingekomen, vroeg Joop. Ik heb een raampjeopengeschoven
en toen was het een makkie, zei Theo. Hij krabbelde overeind en zei;
ik zag ‘s nachts spoken en dorst niet opstraat te slapen.
Op het plein zag ik een auto die ik wel kende en
dacht; ik blijf niet wakker ik duik in de wagen van de bakker. Enige
maanden later hoorden wij dat Theo door een delegatie van het
wijkcentrum was begraven. In de Volkskrant van 29 mei 1995 stond
een stukje van Erik van den Berg.
 De titel luidde; Theo’s geest waakt over de Haarlemmerdijk.